Jaarverslag 2014

Geachte Mevrouw Staatssecretaris,

De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie vervult haar wetenschappelijke opdracht onder de hoge bescherming van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit en onderhoudt contacten met binnen- en buitenlandse instituties die in dezelfde domeinen actief zijn.
Last but not least is de Commissie een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet en in talrijke gevallen daar toe overigens verplicht is.

Statutaire vergaderingen

De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1) op 27 januari, 26 mei en 27 oktober 2014. Er werden zes sectiever-gaderingen belegd: in elk van de twee secties telkens op 27 januari, 26 mei en 27 oktober 2014. De plenaire vergadering werd op 27 januari 2014 gehouden en de (gemeenschappelijke) bestuursvergadering op 26 mei en 27 oktober 2014.

Buitengewone redactievergadering van de Vlaamse afdeling

Een buitengewone heeldaagse vergadering van leden van de Vlaamse afdeling had in de gebouwen van de Universiteit Antwerpen plaats op 21 maart 2014. De bijeenkomst was gewijd aan de redactie van het Verklarend woordenboek van de Vlaamse en Brusselse waternamen.

Lezingen gehouden op de plenaire vergadering

Bernard ROOBAERT, Les archives de la famille d’Arenberg. Source majeure pour la toponymie et l’anthroponymie en Belgique.

Paul KEMPENEERS, Wegbenamingen in het Hageland

Aan de hand van 17 dia’s besprak Paul KEMPENEERS oude wegbenamingen in het Hageland, van Tienen tot Landen, Zoutleeuw en Aarschot. Toponymie is nuttig voor archeologen. Een Leuvense professor noemde de Steenwegstraat een Romeinse weg die leidde naar de vicus van Tienen aan het huidige Station. In werkelijkheid liep deze weg naar de Leuvenselaan die pas na 1713 werd aangelegd. Naast gewone samenstellingen als Broekstraat, Kerkweg, Zavelstraat, komen zeer veel omschrijvingen voor. Deze beantwoorden aan de formule “weg komende van A en gaande naar B”, zoals in 1425 juxta semitam qua itur de quaetbeke versus willenbringen. Door weglating van het beginpunt ontstaan kortere omschrijvingen als in 1505 den wech na hoxem. Soms staat het eindpunt vóór de soortnaam. Het resultaat is dan type I, de onverbogen vorm, 1543 den hoxem wech, of type II, de verbogen vorm, 1560 den Louenschen wegh.
Een algemene benaming is ‘s-Herenstraat, de naam voor elke openbare weg, niet te verwarren met Heerstraat, Heerbaan en Heerweg. Algemeen zijn ook namen met Gat of Kruis(weg), een verwijzing naar een kruising van wegen, soms ook naar een echt kruis. Via de reconstructie van verdwenen wegen kon KEMPENEERS de Kapel van IJzeren lokaliseren. Deze stond in Bunsbeek naast de verdwenen oude weg naar Diest. Ze verdween in 1606 door een hevige storm op de tweede paasdag, en werd door pastoor P.D. Kuyl in Edegem vereeuwigd met het jaartalvers oMnIa CaDUnt. Tot slot besprak KEMPENEERS vervormde namen. De Kalisgroenstraat in Attenhoven verwijst naar de steengroeve van Johannes Coutbier, en Keskenssteeg bevat de persoonsnaam Geyskens en geen kaarsjes.

Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling

Luc DE GRAUWE: “Noemen voor ‘noemen’ én ‘heten’. Een polycausaal verhaal over opkomst en verspreiding van niet algemeen Belgisch-Nederlands woordgebruik” Jan GOOSSENS, Met Kloeke op de fiets in het Zuiden

Noemen wordt tegenwoordig in het “Belgisch(-) Nederlands” (BN), en wel in alle provincies van de Vlaamse Gemeenschap en in de eerste plaats in de spreektaal, ook intransitief (als een soort koppelwerkwoord) gebruikt in de betekenis ‘een (bepaalde) naam dragen’. Het werkwoord neemt daar zodoende ook de semantische functie van het (sowieso bijna nog uitsluitend intransitief gebruikte) algemeen-standaardtalige heten aan en over. Daardoor blijft in dat BN slechts één woord meer over voor beide functies (‘een naam geven/dragen’):” ik noem mijn kind X, en daarom noemt het ook X”.
Hoewel de “taalzuiveringsliteratuur” er al sedert de jaren 1960 tegen ageerde, beschouwt de modernste algemene lexicografie (van Dale 2005, Prisma 2009) dit geval zelfs niet langer meer als element van een (al dan niet verwerpelijke) “tussentaal”, maar als “BN”-standaard.
Blijkens de dialectlexicografie (al bij De Bo 1873/1892) en de lexicale dialectgeografie (ZND 1941, WVD jaren ’90) is het intransitieve gebruik van noemen eind 19e eeuw al te vinden in (vooral zuidelijk en zuidwestelijk) West-Vlaanderen. Van daaruit is het in de recentste decennia duidelijk naar de andere provincies overgewaaid, wellicht verspreid door invloedrijke West-Vlamingen die in het centrale gebied Antwerpen-Brussel-Leuven zijn gaan opereren en zelfs wonen.
Intern-linguïstische oorzaken van het ontstaan van dit gebruik kunnen taaleconomie, homonymievrees en/of leenvertaling (uit Frans se nommer/s’appeler) zijn; het valt evenwel op dat noemen niet reflexief is. Het succes ervan is dan ongetwijfeld te danken aan het feit dat een mogelijk onderliggend reflexief (*zich noemen) of een concurrerend passief (genoemd worden) syntactisch ingebed wordt in een constructieschema dat het gevolg is van een moderne tendens tot terugdringing van reflexiva en passiva van het type de regels wijzigen zich/ de regels worden gewijzigd > de regels wijzigen. Daardoor krijgt eenzelfde eenvoudige werkwoordsvorm -naast de al bestaande transitieve- ook een intransitieve, “inaccusativische” functie toebedeeld – een ontwikkeling zoals die manifest in het Engels al eeuwen aan de gang is maar ook (zonder per se directe beïnvloeding) in het (niet het minst zuidelijke) Nederlands waar te nemen is (bijv. bij het werkwoord uitbreiden) en zelfs in het Frans.

Frans DEBRABANDERE, Twee eeuwen Kortrijks dialectverlies

De oudste bronnen voor de kennis van de Kortrijkse woordenschat zijn de woordenlijsten van de Kortrijkzanen Jacob Goethals-Vercruysse en Ferdinand Augustijn Snellaert van resp. 1800 en 1844. Heel wat van die woorden komen in het huidige dialect nog voor, maar talrijke zijn voor goed uitgestorven, zoals tjobbelen ‘struikelen’ en grootheer ‘grootvader’. Wat de uitspraak betreft, had het Kortrijks blijkens Snellaert in 1844 nog een a-uitspraak voor labialen en velaren. De i van mingelen, ingel werd nog zo gesloten uitgesproken als vandaag in het noordelijke West-Vlaams en de i van vint, pinten, zintje werd nog open uitgesproken. Uit de Parabel van de verloren zoon uit 1838 en 1873 weten we zeker dat het Kortrijks toen nog de n apocopeerde na doffe e, zodat de Kortrijkzanen ook wel ennebijtrrs genoemd werden. Het diminutiefsuffix -je in manje, karje, huuzje kreeg vanaf het midden van de 19de eeuw al concurrentie van -ke in bv. huzeke. Vandaag heeft -ke het pleit gewonnen. In de 19de eeuw werd in Kortrijk nog lepele, vingere, aseme, ovene gezegd. Maar blijkens de Enquête-Willems uit 1885 werd de eind-e ook al weggelaten. Het Kortrijks heeft vandaag de e-loze vorm zoals het Gents. In 1885 was -eis-uitspraak voor -eers in meers, keerse, scheers nog gewoon. Om het midden van de 20ste eeuw was die uitspraak plat. Vandaag komt ze nog nauwelijks voor. De diftongering van de (zachte) lange e en o – ons bekend uit het Randstads – moet een gewoon West-Vlaams verschijnsel zijn geweest. Ze komt nog voor in het Brugs en kwam in de Kortrijkse volkse wijk Overleie nog voor in het midden van de 20ste eeuw.
Vandaag schrijdt het dialectverlies in een eenparig versnelde beweging voort. De oaize- uitspraak van het Franse achtervoegsel -age komt niet meer voor. De voor het Kortrijks zo typische t-apocope is op haar retour. Je hoort nog zelden broo, luch, pos, oe, maar wel brood, lucht, post, (h)oed. De sk staat nog stevig in de anlaut, maar in het midden van een woord hoor je nu s, dus minsen, tussen en niet langer minsken, tusken. Typische dialectwoorden worden vervangen door Nederlandse, of Belgisch-Nederlandse woorden. Zwager en oom, die even Vlaams als Hollands zijn, worden vervangen door schoonbroer en nonkel. Ze rijden niet meer met de velo naar de statie maar met de fiets naar ’t station. De oude vormen gaan verloren: gesteken wordt vervangen door gestoken, weerden door worden, gemakt door gemoakt, rapke door roapke.
Er is één verschijnsel dat niet verdwijnt, maar integendeel toeneemt, nl. het voorbeeld van deflexie in van ik en van gij. Ik ken het verschijnsel sinds mijn kinderjaren, maar het was toen een marginaal verschijnsel, dat voorkwam bij kinderen en onontwikkelde lui. Nu hoor je het voortdurend en heeft het zelfs de hele provincie veroverd.
Aan de discussie wordt deelgenomen door L. de Grauwe, M. Devos, K. Leenders, J. Van Keymeulen en J. Van Loon.

José CAJOT, Blancquaert en Stevens: fonetiek versus fonologie in de Limburgse Dialectatlas (RND VIII)

De Reeks Nederlandse Dialectatlassen (RND) is een initiatief van de Gentse hoogleraar Edgard Blancquaert (1894-1964). De onderneming is een geheel van 16 regionaal afgebakende taalatlassen van het hele Nederlandse taalgebied dat al in 1925 startte en pas in 1982 afgerond werd. De Dialektatlas van Belgisch-Limburg en Zuid Nederlands Limburg is de achtste RND-aflevering, behandelt 170 plaatsen, waarvan enkele in de provincie Luik, en verscheen in 1962.
Vijf dialectopnemers hebben aan de publicatie bijgedragen, maar hun prestatie is kwantitatief en kwalitatief verschillend. Willy Goffin verzorgde de noteringen van 44 plaatsen, van J.C. Claessens verschenen er 42 transcripties. Blancquaert zelf nam 32 plaatsen voor zijn rekening, Willem Pée vijf. André Stevens (1913-2001) spant in de publicatie de kroon met 47 plaatsen (zuidelijk Belgisch-Limburg en alle opnamen in Belgisch Overmaas van Voeren tot aan de Hoge Venen), maar daarmee is de inzet van Stevens voor de RND nog lang niet uitputtend gehonoreerd. In zijn inleiding (geschreven in 1959) van RND VIII onthult Blancquaert op p. V-VI schoorvoetend dat in de publicatie niet alle door Stevens ingestuurde dialectopnamen afgedrukt werden – echter zonder het precieze aantal te noemen.
In 2013 ontdekte José Cajot in het Archieffonds Stevens van het Stadsarchief te Tongeren 24 door Stevens eigenhandig geschreven teksten met de dialecttranscriptie van de bekende 141 RND-zinnetjes. Alle 24 manuscripten zijn – hoewel afgewerkt en ingezonden – door Blancquaert voor publicatie genegeerd. Tweeëntwintig van hen hebben betrekking op Limburgse dialecten die daardoor in de Dialectatlas afwezig zijn; twee ervan handelen over dialecten die ook door Blancquaert geënquêteerd werden, maar waarvoor deze zijn eigen materiaal in de Atlas publiceerde.
Doordat Blancquaert zijn eigen notities over Piringen en Vreren publiceerde en nu (een kopie van) de teksten van de door hem afgewezen inzendingen van Stevens over dezelfde twee plaatsen teruggevonden zijn, is een vergelijking van beide enquêtes mogelijk. De conclusies van de directe confrontatie van beide transcriptiewijzen biedt de bijdrage van J. CAJOT in de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie LXXXVI (2014), p. 45-72.

Lezingen gehouden in de Waalse afdeling

In de Waalse afdeling werden drie lezingen gehouden:
Jean GERMAIN, Le Risquons-Tout à Mouscron et autres Risque(-à)-Tout
Jean LOICQ, Les hydronymes du type Huy l’eau. Sur un syntagme de l’ancien wallon
Jean-Marie CAUCHIES, Le Lothier, d’un royaume avorté à un simple nom de rue: grandeur et décadence

Een eigen website

De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen.
Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar (anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.

Een redactieraad

De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva BUCHI, Jean-Pierre CHAMBON, Georg CORNELISSEN, A.C.M. GOEMAN, Ludger KREMER, Wulf MÜLLER, Bertie NEETHLING, Hermann NIEBAUM, Damaris NÜBLING, Jean-Louis VAXELAIRE en Stefan ZIMMER. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.

Bestuur en ledenbestand

Voor de opvolging van Ronny KEULEN, die op 27 januari 2014 ontslag nam, werd op grond van zijn bibliografie en curriculum vitae Jan SEGERS op 26 mei 2014 bij geheime stemming eenparig (11 aanwezigen) tot nieuw lid verkozen.
De tweejaarlijkse verkiezingen hadden in de Commissie plaats tijdens de sectievergaderingen en in de plenaire zitting van 27 januari 2014. Het bestuur voor de periode 2014 & 2015 is als volgt samengesteld:
Vlaamse afdeling
Voorzitter: Jozef VAN LOON
Secretaris: Victor MENNEN
Waalse afdeling
Voorzitter: Étienne RENARD
Secretaris: Jean GERMAIN
Bestuur van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie – Commission royale de Toponymie et de Dialectologie
Algemeen voorzitter: Jean-Marie CAUCHIES
Algemeen ondervoorzitter: Jozef VAN LOON
Algemeen secretaris: José CAJOT
Leden: Jean GERMAIN en Victor MENNEN

Publicaties

– Handelingen/Bulletin
De Handelingen LXXXVI (2014) tellen 240 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en wetenschappelijke instellingen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in de bibliotheek van het Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel gedeponeerd. Dertig exemplaren werden aan de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten behoeve van onderzoekers en studenten ter beschikking gesteld.

Inhoud

Jean GERMAIN, In memoriam Jacques-Henri Michel (1927-2013)

José CAJOT, Blancquaert en Stevens: fonetiek versus fonologie in de Limburgse Dialectatlas

Luc DE GRAUWE, Noemen voor ‘noemen’ en ‘heten’: een polycausaal verhaal een “niet algemeen Belgisch-Nederlands” woordgebruik

Jean GERMAIN, Le Risquons-Tout à Mouscron et autres Risque-(à-)Tout

Jan GOOSSENS, Het vroegere Zuid-Brabantse ontrondingsgebied

Karel LEENDERS, Akkers en bochten in Bergeijk en Eersel

Bernard ROOBAERT, Les archives de la famille d’Arenberg : Source majeure pour la toponymie et l’anthroponymie en Belgique

Luc VAN DURME, Wetstu war Crikenputte steet? Over Kriekenputte ‘exploitatie van grauwveen’ en andere namen in en om het land van Reinaert

– Mémoire 26 de la Section wallonne
Nummer 26 van de reeks Mémoires van de Waalse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie is gedrukt en vanaf februari 2015 leverbaar. Deze studie van Jean LOICQ, lid van de Commissie en emeritus gewoon hoogleraar van de Universiteit te Luik, is een verklarend woordenboek van de waternamen van het Waalse Gewest.
Bibliografische gegevens: Jean LOICQ, Les noms de rivières de Wallonie y compris les régions germanophones. Dictionnaire analytique et historique. Mémoire 26 de la Commission Royale de Toponymie & de Dialectologie, Section Wallonne. Éditions Peeters, Louvain-Paris. LII -405 p. ISSN 0774-8396. ISBN 978-90-429-3051-3 (zie verder onder: Rapport annuel).

Advisering


Inzake plaatsnaamgeving werden de leden van de Vlaamse afdeling van de Commissie in 2014 door talrijke gemeenten, culturele verenigingen en privépersonen uit Vlaanderen en Brussel geraadpleegd. Vaak handelden de vragen ook over dialectkunde en persoonsnamen.

Het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, heeft een beroep gedaan op Willy Van LANGENDONCK (KU Leuven, Instituut voor Naamkunde en Dialectologie, Blijde-Inkomststraat 21, kamer 3308, 3000 Leuven) voor advies inzake schrijfwijze en vorm van toponiemen uit diverse Vlaamse gemeenten.

Een aantal leden verstrekte advies inzake straatnaamgeving: Frans DEBRABANDERE in Brugge en Kortrijk, Paul KEMPENEERS in Tienen, Vic Mennen in LOMMEL en Jan SEGERS in Maaseik.

Internationale contacten en samenwerkingsverbanden

Vier leden van Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (José CAJOT, Jan GOOSSENS, Vic MENNEN en Jan SEGERS) verleenden hun organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 40e congres van de Vereniging voor Limburgse [= Belgisch- & Nederlands-Limburg] Dialect- en Naamkunde (onder de titel “Meerssen tussen minsj en sjpin. Dialecten, namen en geschiedenis in het overgangsgebied tussen Centraal- en Oostlimburgs [aan de ‘Panninger linie’])”. Het vond plaats in Centrum De Stip te NL-6231 HG Meerssen op 29 november 2014.

José CAJOT woonde diverse (bestuurs)vergaderingen en taalkundige symposia in Vlaanderen en Nederland bij. Hij nam o.a. actief deel aan de Jahrestagung van de “Belgischer Germanisten- und Deutschlehrerverband” te Antwerpen met het thema Deutsch als Folge-Fremdsprache (10 mei 2014), aan het Taal en Tongval Colloquium Destandardisation and Demotisation in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent en vertegenwoordigde de de KCTD op bijeenkomsten van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (Maastricht).

Luc DE GRAUWE nam op zaterdag 17 mei 2014 te Leiden deel aan de “Oudgermanistendag 2014” van de gelijknamige vereniging en hield er tevens een voordracht onder de titel “De Nederlandse verba heten, namen (!) en noemen door de eeuwen heen: een heel opvallende evolutie”. Van 9 tot 12 juni 2014 nam hij deel aan de “127. Jahresversammlung des Vereins für niederdeutsche Sprachforschung” in Paderborn, waar naast dialectologische ook naamkundige voordrachten op het programma stonden.

Magda DEVOS hield in 2014 een reeks lezingen over De Regenboog van de Vlaamse dialecten. Zij trad op in de volgende plaatsen: Oostende, Rekkem, Tielt, Elverdinge, Aartrijke, Kortrijk, Jabbeke, Wevelgem, Ieper, Gent, Vaalbeek, Ganshoren, Lochristi, Bissegem, Torhout, Hamme, Kuurne, Ingelmunster, Houthulst, Assebroek, Sint-Laureins, Vivenkapelle en Knokke. Over de titel Waar komen onze familienamen vandaan ? sprak ze in Gent op 4 september, in Melle op 9 september, in Waregem op 2 december en in Antwerpen op 8 december. Over de oorsprong en de betekenis van gemeentenamen en andere toponiemen handelde haar bijdrage in Oostende op 10 februari, in Oudenburg op 25 november, in Leffinge op 27 november en in Brugge op 18 december. Op 8 oktober sprak ze in Blankenberge op een studiedag van het Vlaams Instituut voor de Zee over woorden in verband met zee en kust en over plaatsnamen op zee.
Magda DEVOS is bestuurslid van de Werkgroep Buitenlandse aardrijkskundige namen in het Nederlands van de Nederlandse Taalunie. In die hoedanigheid nam ze deel aan een reeks overlegmomenten per e-mail en woonde in de maand november de jaarlijkse bestuurs- en ledenvergadering van de Werkgroep bij te Roosendaal.

Jan GOOSSENS gaf bij de voorstelling van de publicatie Hendrik van Veldeke en zijn muziek (waaraan hij twee hoofdstukken bijdroeg) op 29 maart 2014 in de voormalige Landcommanderij Alden Biesen van de Duitse Ridderorde een lezing over de taal en het dichtwerk van Hendrik van Veldeke.

Op 11 december 2014 stelde Kempeneers in de raadzaal van het gemeentehuis van Glabbeek zijn nieuwe publicatie Bunsbeek. Plaatsnamen en hun geschiedenis voor

Op 9 oktober 2014 gaf Karel LEENDERS in het raam van de “Archeologieplatformlezingen” in het Auditorium van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort een lezing gegeven onder de titel De archeologie van het veen: een onontgonnen onderwerp.

Ann MARYNISSEN gaf op 6 mei 2014 voor BA-studenten Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Antwerpen het gastcollege Vroegnieuwnederlands voor commercie en cultuur. In de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde hield ze op 21 mei 2014. een lezing onder de titel Het Nederlandse narrenschip. Aan de Universiteit Oldenburg werd ze op 18 november 2014 uitgenodigd voor een gastcollege over Boekdrukkunst en standaardisering aan studenten Neerlandistiek.

Jacques VAN KEYMEULEN gaf de lezing Vlaams, wat is dat voor ’n taal? op het Achtste Internationale Congres van de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (Bloemfontein, 1 juli 2014) en Het Afrikaans en de Nederlandse kustdialecten, tijdens het tweedaagse colloquium over het Afrikaans, genaamd ‘Die taal se stiltes’ (UGent, 4 december 2014). Daarnaast gaf hij een aantal populariserende lezingen over dialectologie in het kader van de “Wetenschappelijk Bijscholing” van de Gentse universiteit. Hij sprak ook de feestrede uit in Middelburg (22 november 2014) bij het jubileum voor de 50ste verjaardag van het verschijnen van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecte

Op de internationale wetenschappelijke congres “Aux origines de l’artiste dans l’Europe médiévale et moderne (1300-1600). Artistes à la ville et artistes à la cour” (Parijs, 19-21 juni 2014) gaven Bram VANNIEUWENHUYZE en Boris Horemans (Vrije Universiteit Brussel) een lezing over de Brusselse bouwmeesters die tijdens het Ancien Régime in dienst waren van het stadsbestuur en het Hof. Op het “International Medieval Congress” te Leeds (7-10 juli 2014) behandelde Bram Vannieuwenhuyze de invloed van de landsheren op de stedenbouwkundige ontwikkeling van middeleeuwse Brussel tijdens de lezing Shaping and Reshaping Cities in the Low Countries: the Case of Late Medieval Brussels.
Bram VANNIEUWENHUYZE stelde tweemaal het lopende MAGIS Brugge-project voor: enerzijds op de studiedag “Kaart en Huis Brugge. Digitaal aan de slag met historische kaarten en huizengeschiedenis” (Brugge, 4 november 2014) en anderzijds (samen met Elien Vernackt, Bruggemuseum) op de studienamiddag “Heemkunde Actueel” (Mechelen, 15 november 2014). Op 26 september 2014 organiseerde hij de studiedag “Bronnen voor de middeleeuwse en vroegmoderne geschiedenis van Brussel: lopend onderzoek en nieuwe perspectieven” in het Archief van de Stad Brussel, waarop hij een nieuw repertorium van de laatmiddeleeuwse Brusselse cijnsregisters en de databank “Wie is wie in laatmiddeleeuws” Brussel aan het publiek voorstelde.

Met de meeste hoogachting,

Brussel, eind december 2014

prof. dr. José CAJOT algemeen secretaris
prof. dr. Jean-Marie CAUCHIES algemeen voorzitter

Reacties zijn gesloten.