Brussel, 31 december 2018
Geachte Mevrouw de Staatssecretaris,
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (KCTD/CRTD) vervult haar wetenschappelijke opdracht onder de hoge bescherming van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit en onderhoudt contacten met binnen- en buitenlandse instituties die in dezelfde domeinen actief zijn.
De (Koninklijke) Commissie voor Toponymie en Dialectologie geeft sinds 1927 dankzij de subsidies van het Federaal Wetenschapsbeleid een tweetalig jaarboek uit met toponymische & dialectologische studies. In 2018 verschijnt de 90e jaargang van de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (Franse naam: Bulletin). Daarmee verzamelt dit tijdschrift een totaal volume van meer dan 30.000 pagina’s. Bovendien publiceert de Commissie regelmatig monografieën (Nl.: Werk, Fr.: Mémoire): met haar 56 Werken/Mémoires gaf ze nog eens meer dan 17.000 bladzijden aan wetenschappelijke literatuur uit. Daaronder bevinden zich standaardwerken als: De Vlaamse Gemeentenamen. Verklarend woordenboek (2010, 331 p.) en Les noms de rivières de Wallonie, y compris les régions germanophones. Dictionnaire analytique et historique (2014, 457 p.).
Niet in de laatste plaats is de Commissie een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet en in talrijke gevallen daartoe overigens verplicht is.
Statutaire vergaderingen
De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad op 29 januari, 28 mei en 22 oktober 2018 in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1). Er hebben zes sectievergaderingen plaatsgenomen: in elk van de twee secties telkens op 29 januari, 28 mei en 22 oktober 2018. De plenaire (gezamenlijke) vergadering van de beide secties werd op 29 januari 2018 gehouden en de (gemeenschappelijke) bestuursverga¬deringen op 28 mei en 22 oktober 2018.
Lezingen gehouden op de plenaire vergadering
Willy VAN LANGENDONCK, Een tweedeling in de diachrone structuur van familienamen
In deze lezing zouden we een tweedeling van de diachrone structuur van familienamen willen voorstellen die gebaseerd is op zowel semantische als formele gronden.
Het omvangrijke boek over Europese persoonsnamen in 77 talen (Andrea und Silvio Brendler (eds), Europäische Personennamensysteme. Ein Handbuch von Abasisch bis Zentralladinisch. Anlässlich der 65. Geburtstage von Rosa Kohlheim and Volker Kohlheim. Baar: Hamburg, 2007) toont aan dat grotendeels overal in Europa hetzelfde systeem in zwang is: in de regel worden vier categorieën gebruikt: patroniemen, herkomstnamen, beroepsnamen en tenslotte bijnamen in een zeer ruime zin, d.w.z. de prullenmand (Pitz 2007, ibid.). Om die prullenmand te vermijden, wordt hier bij de classificatie van personen een tweedeling in rationele en karakteriserende namen geponeerd.
Bij de relationele namen is er een relatie tussen de naamdrager en een entiteit buiten die persoon, bijvoorbeeld: een familielid, een plaats of een tijdspanne. Hier heeft de naamdrager een binaire relatie met een externe entiteit. Anderzijds constateren we karakterisering, die verwijst naar een persoonlijke eigenschap. De naamdragers als zodanig worden gekarakteri-seerd door een continuüm van activiteiten en eigenschappen die metaforisch of metonymisch uitgedrukt worden.
Deze dichotomie kan behalve semantisch gemotiveerd, ook formeel geïllustreerd worden: relationele familienamen zijn meestal genitivisch of voorzien van de prepositie van (Vanden-berg, Duchateau) karakteriserende namen bevatten alleen een lidwoord (Decorte, Lebeau).
Jean LOICQ, L’if des Éburons et le nom des Texandres
Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling
Reinhild VANDEKERCKHOVE, Taalgeografische variatiepatronen in de online communicatie van Vlaamse jongeren
(In deze lezing werd gerapporteerd over een onderzoek naar de informele online communicatie van jongeren en met name aandacht besteed aan taalgeografische variatiepatronen in het onlinediscours van Vlaamse adolescenten. Het onderzoeksmateriaal waarop de bevindingen gebaseerd zijn, bestaat uit twee grote chatcorpora met spontane conversaties uit 2007-2013 (ruim 2 miljoen tokens) en 2015-2016 (ruim 2,8 miljoen tokens). Het betreft privéconversaties die buiten de onderzoekscontext tot stand kwamen. De data werden verzameld binnen de onderzoeksgroep CLiPS van de Universiteit Antwerpen. Ter bescherming van de privacy van de adolescenten werden ze volledig geanonimiseerd. We beschikken echter wel over de volgende profielinformatie voor elke jongere: regio van herkomst, leeftijd, sekse, en, alleen voor het jongste corpus, ook het opleidingsniveau. De focus van de lezing lag op het oudste corpus, omdat dat data omvat voor drie grote dialectregio’s: West-Vlaanderen, Brabant-Antwerpen, Limburg. Het jongste corpus bevat enkel gesprekken van jongeren uit de provincie Antwerpen.
(Het informele online taalgebruik wordt gedetermineerd door drie principes, die we de ongeschreven wetten van het chatten zouden kunnen noemen: het economie- of beknoptheidsprincipe, het principe van de expressieve compensatie en het spreektaalprincipe (zie bv. Androutsopoulos 2011). Dat laatste principe houdt in dat jongeren in zekere mate hun spreektaal proberen te benaderen en het verklaart waarom substandaardtalige kenmerken (uit dialect, regiolect of informele spreektaal) hun weg vinden in de onlineschrijftaal (Vandekerckhove & Nobels 2010). Doordat het proces van dialectverlies bij de jongste generaties ver gevorderd is, treffen we in onze data weinig of geen primaire dialectkenmerken aan, maar secundaire en tertiaire dialectkenmerken doen het heel wat beter.
(Een voorbeeld van een secundair dialectkenmerk dat goed vertegenwoordigd is in de chatdata, is de zogenaamde ‘syllabische n’. Dat is de /n/ die de kern van de woordfinale syllabe wordt als de voorafgaande sjwa in woorden als ‘lopen’, ‘tegen’, ‘morgen’ wegvalt. Aangezien het hier (vanuit Belgisch-Nederlands perspectief) om een typisch westelijk kenmerk gaat dat van oudsher endogeen is in de Frans-Vlaamse, de West-Vlaamse en de Zeeuws-Vlaamse dialecten (zie Dewulf & Taeldeman 2001) hoeft het niet te verbazen dat het kenmerk in onze data zo goed als afwezig is in de Brabants-Antwerpse en de Limburgse data. In de West-Vlaamse data daarentegen haalt het een hoge frequentie. Zo geven de West-Vlaamse jongeren de werkwoorden ‘zeggen’ en ‘komen’ in 60% van de gevallen als ‘zeggn’ of ‘zegn’ versus ‘komn’ of ‘koomn’ weer. Hun Brabants-Antwerpse collega’s opteren in 72% van de gevallen voor het voor hen endogene ‘zegge’ en ‘kome’ en de Limburgse jongeren noteren dan weer overwegend ‘zeggen’ en ‘komen’.
(Bepaalde tertaire kenmerken zijn in alle regiodata te vinden, al zien we ook hier regionale patronen. Een voorbeeld is het gebruik van expletief ‘dat’ na subordinatoren, een bekende syntactische marker van de Vlaamse omgangstaal. De gemiddelde gebruiksfrequentie van dit kenmerk, dat strijdig is met het economieprincipe maar conform het spreektaalprincipe (althans voor de meeste jongeren), is 32 %, maar de Limburgse jongeren scoren aanzienlijk onder dat gemiddelde, wat wellicht gedeeltelijk verklaard kan worden vanuit het exogene karakter ervan voor bepaalde delen van de oostelijke provincie (De Decker, Vandekerckhove & Sandra 2016: 117). Een voorbeeld uit het jongste Antwerpse corpus: ‘Ma leg is uit hoe dat da moet?’ (Maar leg eens uit hoe dat moet).
Verder bieden met name de data voor bepaalde morfosyntactische kenmerken weinig ondersteuning voor de Brabantse expansiehypothese of voor het trendsettende karakter van het Brabants-Antwerpse centrum: zo haalt het distaal aanwijzende voornaamwoord ‘dieje’ (bv.: ‘dieje gast’, ‘diejen tekst’) bijvoorbeeld verwaarloosbare gebruiksfrequenties bij de West-Vlaamse en Limburgse jongeren, terwijl het net opmerkelijk hoog scoort bij de Antwerpse (De Decker 2014: 187). Hoewel het centrum het kenmerk gretig cultiveert, neemt de periferie het dus niet over.
Tot slot blijken ook wel eens nieuwe regionale markers opgang te maken. Een mooi voorbeeld vormen de West-Vlaamse versterkers ‘bère’ (ook: ‘berre’) en ‘massas’ en het Limburgse ‘vies’. Bv.: ‘massas grappig’ en ‘vies grappig’, geproduceerd door resp. een West-Vlaamse en een Limburgse tiener, beide met de betekenis ‘heel grappig’.
Globaal genomen zien we echter vooral convergentieprocessen in de Vlaamse jongerentaal. Dat neemt niet weg dat Vlaamse jongeren lokaliseerbaar zijn op basis van hun chattaal. Deze beknopte samenvatting van de presentatie doet geen recht aan de finesses van bepaalde verschijnselen en hun regionale verbreiding, maar geïllustreert niettemin hoe secundaire en tertiaire dialectkenmerken (nog steeds) een niet te miskennen rol vervullen bij de (online) talige identeitsconstructie van de jongste generaties.
Referenties:
Androutsopoulos, Jannis (2011): Language change and digital media: a review of conceptions and evidence. In: T. Kristiansen & N. Coupland (Eds.): Standard languages and language standards in a changing Europe, 145-161. Oslo: Novus.
Vandekerckhove, Reinhild & Judith Nobels (2010): Code eclecticism: linguistic variation and code alternation in the chat language of Flemish teenagers. In: Journal of Sociolinguistics 14/5, 657-677.
Frans DEBRABANDERE, De Kortrijkse Mazeleneen Brugseheesters
De H. Magdalena heet voluit Maria Magdalena, d.i. Maria van Magdala. We kennen haar uit het nieuwe testament als boetvaardige zondares. Ze wordt beschouwd als discipel van Jezus, en ook als zijn vriendin en zelfs als zijn vrouw. Magdalena is een frequente naam van leprozerieën en werd ook een bekende meisjesnaam. In de 15de eeuw kwam in Brugge vooral de vorm Magdalene, Magdelene voor. In Vlaanderen komt de naam evenwel vaak voor in de vorm Madelene, doordat wij vele christelijke voornamen uit het Frans overgenomen hebben. In het Frans werd in de cluster gd gesyncopeerd, vandaar Madeleine, bij ons Madelene. Maar naast Madelene kwam in de kasselrij Kortrijk in 14de-15de eeuw Mazelene voor. Die vorm is te verklaren uit het Picardisch/Noord-Frans. Zelfs in een Kortrijkse tekst uit 1294 lezen we: après le feste de le Maseleine. Vergelijkbaar zijn Middelnederlands baselaer, bazeleer en Oudfrans badelaire, baudelaire, baselaire, alsook Oudfrans madre, masre en Mnl. maser. Vgl. ook Lazarum waaruit Oudfrans ladre, Mnl. lazer. Spreker beschouwt de z-varianten als hypercorrect.
In Brugge waren tot in het recente verleden vier oude kroegen met de naam heester, nl. ’t Spaans Heester, het Makelaarsheester, het Lombaardheester en het Salaerdheester. Dat waren huizen met een ommuurde tuin. Kiliaan noemt eester Brugs voor ‘hortus, pomarium’. Zowel het Mnl. Wb. als het WNT geven de Brugse betekenis als tweede betekenis van de heester. Maar ze vergissen zich, want het Brugse heester is een onzijdig woord. Het Brugse eester is niets anders als het Oudfranse estre, aistre, Picardisch iestre ‘cour autour d’une maison’. Dat estre gaat terug op Latijn extera, het onzijdige meervoud van exterus ‘wat buiten ligt’. Zie hierover ook: De Leiegouw 35 (1993), 179-186.
Jacques VAN KEYMEULEN, “Stemmen uit het verleden”. Gesproken Corpus van de Nederlandse Dialecten(GCND, Sectie Nederlandse Taalkunde UGent)
Met het emeritaat van Jacques Van Keymeulen (op 01.10.2018) is de traditionele dialectologie aan de UGent als vak verdwenen, en wordt een traditie afgesloten die zo’n 130 jaar geleden begon met Jozef Vercoullie. Een aantal vakken i.v.m. variatielinguïstiek / historische taalkunde is weliswaar blijven bestaan, maar hebben een nieuwe, innovatieve, inhoud gekregen.
In de loop van die lange traditie, waarbij de namen van E. Blancquaert, W. Pée, V. Vanacker, J. Taeldeman en M. Devos gememoreerd moeten worden, zijn zeer grote verzamelingen dialectdata aangelegd. J. Van Keymeulen heeft het tot zijn taak gerekend die verzamelingen te digitaliseren om ze via websites onder de aandacht te blijven brengen van zowel wetenschapper als dialectliefhebber. In wat volgt, geven we een beknopt overzicht van die websites en staan we wat langer stil bij het Gesproken Corpus van de Nederlandse Dialecten (GCND), het project dat nu via pilootstudies in de steigers staat.
Een eerste website betreft het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten (www.wvd.ugent.be), waarin het hele WVD-project wordt gepresenteerd; de website bevat o.a. het register en ook de blancovragenlijsten. Het WVD-register wordt overigens momenteel heel wat beter ontsloten door de recente website www.e-wvd.be, die op 14 september 2018 officieel werd gelanceerd (zie ook de – anders opgebouwde – websites www.e-wbd.nl en www.e-wld.nl voor resp. het Woordenboek van de Brabantse Dialecten en het Woordenboek van de Limburgse Dialecten). Een belangrijke database is zeker en vast www.dialectzinnen.ugent.be, waarin de scans zijn opgeslagen van de 1956 fonetische transcripties van de 141 zinnetjes van de Reeks Nederlandse Dialectatlassen. Daarmee is het levenswerk van E. Blancquaert beschikbaar voor elke belangstellende. Een project dat tot stand is gekomen via Variaties, een organisatie voor dialectliefhebbers. De koepelorganisatie voor Dialecten en Oraal Erfgoed in Vlaanderen is www.woordenbank.be. Dat project is een poging om de talrijke amateur-dialectwoordenboeken in één database te verenigen en te verrijken met vernederlandste trefwoorden en vertalingen, die als zoektermen moeten dienen. Die website is nog in opbouw. Het Meertens Instituut heeft het idee naderhand overgenomen in www.meertens.knaw.nl/ewnd voor de dialectwoordenboeken die in Nederland zijn verschenen.
In 2009 werd aan de UGent – dankzij rector Paul Van Cauwenberge – financiering gevonden voor het idee om een website te creëren die deugdelijke inlichtingen zou verstrekken omtrent taalvariatie in het algemeen en dialectologie in het bijzonder: www.dialectloket.be. Hét paradepaardje van die website is wel de ontsluiting van de meer dan 780 geluidsopnames die in de loop van de jaren 60 en 70 in Nederlandstalig België werden gemaakt door Peé, Vanacker en medewerkers. De verzameling is zeer volledig voor Frans-Vlaanderen, vrij volledig voor West-, Oost- en Zeeuws-Vlaanderen, maar valt tegen naar het oosten toe: de provincies Antwerpen, Vlaams-Brabant en Limburg zouden aanvullingen kunnen gebruiken.
De geluidsfragmenten werden gedigitaliseerd, op het dialectloket gelanceerd, en ook voorzien van korte inhouden, zodat we nu eindelijk weten waarover de zegspersonen praten. De verzameling is uniek, aangezien het gaat om zeer ‘authentiek’ gesproken dialect en niet via vragenlijsten geëliciteerd materiaal. De geluidsopnames werden maar weinig gebruikt, wegens de ontoegankelijkheid ervan – een aantal transcripties (in typoscript of manuscript) ten spijt. In Gent is nu bij de sectie Duitse taalkunde (prof. Anne Breitbarth) een pilootproject van start gegaan om de verzameling te ontsluiten door de creatie van automatisch doorzoekbare digitale teksten, die met het geluid zijn gealigneerd (programma ELAN). De transcriptie is niet fonetisch maar ‘orthografisch’, en wel op twee niveaus: een transcriptie sterk naar het dialect toe (wel met normalizatie van de fonologie), en een transcriptie sterk naar het A.N. toe (met vernederlandsing van de morfologie, maar niet van syntaxis en lexicon). Een en ander wordt in goede banen geleid door dr. Anne-Sophie Ghyselen, die het transcriptieprotocol beheert.
Die sterk vernederlandste transcriptie is nodig om de teksten o.a. semi-automatisch te kunnen lemmatiseren (= bijv. het toevoegen van infinitieven aan vervoegde werkwoorden) of te kunnen voorzien van zgn. POS-tags (= automatisch toevoeging van woordensoorten). Op dit ogenblik is een FWO-postdocmandaat goedgekeurd voor de ontsluiting van de Frans-Vlaamse geluidsopnames (uitvoerster dr. Melissa Farasyn); de provincie Zeeland is overigens bereid gevonden om te investeren in de transcriptie van de Zeeuws-Vlaamse opnames. De uiteindelijke bedoeling is een zgn. Herculesproject bij het FWO in te dienen om de hele verzameling digitaal te ontsluiten voor wetenschappelijk onderzoek.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
In de Waalse afdeling drie twee lezingen gehouden:
Pierre VAN NIEUWENHUYSEN, Toponymes et mesures agraires dans le Nord-Ouest de Bruxelles
Esther BAIWIR, Valorisation des matériaux picards de l’ALW : sémantique, morphosyntaxe, référence
Jean-Marie CAUCHIES, Un document du XVe siècle relatif aux fermes abbatiales en Hainaut
Een eigen website
De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen.
Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar (anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.
Een redactieraad
De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva Buchi, Jean-Pierre Chambon, Georg Cornelissen, A.C.M. Goeman, Ludger Kremer, Wulf Müller, Bertie Neethling, Hermann Niebaum, Damaris Nübling, Jean-Louis Vaxelaire en Stefan Zimmer. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.
Ledenbestand
De tweejaarlijkse verkiezingen hadden in de Commissie plaats tijdens de sectievergaderingen en in de plenaire zitting van (eveneens) 29 januari 2018. Het bestuur voor de periode 2018 & 2019 is als volgt samengesteld:
Vlaamse afdeling
Voorzitter: Ann MARYNISSEN
Secretaris: Victor MENNEN
Waalse afdeling
Voorzitter: Pierre VAN NIEUWENHUYSEN
Secretaris: Jean GERMAIN
Bestuur van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie – Commission royale de Toponymie et de Dialectologie
Algemeen voorzitter: Bernard ROOBAERT
Algemeen ondervoorzitter: Ann MARYNISSEN
Algemeen secretaris: José CAJOT
Leden: Jean GERMAIN en Victor MENNEN
Ten gevolge van de toetreding van collega Jean LECHANTEUR tot het erelidmaatschap (op 23 oktober 2017) verkoos de Waalse afdeling op haar zitting van 29 januari 2018 de heer Baptiste Frankinet tot nieuw commissielid.
Publicaties
– Handelingen/BulletinXC Jubileumnummer – Numéro jubilaire
Aflevering XC van de Handelingen/Bulletin onderscheidt zich van de allermeeste voorgangers door haar grotere omvang en haar talrijke illustraties in kleur. Dat is niet toevallig (zo geworden) – maar door kopij eerder of vlugger te verwerken en de wachtlijst van geduldige artikels flink aan te spreken tracht de redactie aan de voorliggende negentigste jaargang enigszins de allure te verlenen van een jubileumuitgave.
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie werd in 1926 bij koninklijk besluit ingesteld met volgende drie opdrachten:
(1) de in haar naam vervatte wetenschapstakken van de taalkunde te beoefenen en te bevor-deren;
(2) op grond van haar taal- en geschiedkundige expertise de overheden te adviseren bij de toekenning van plaats- & straatnamen;
(3) haar werking in een jaarboek te documenteren en studies (ook van externe vakgenoten) te uit te geven.
In de praktijk ontwikkelde zich het jaarboek tot een wetenschappelijke publicatie die zich op dit ogenblik kan opwerpen als een van de oudste (overlevende) en traditierijkste vaktijd-schriften, gewijd aan zowel plaats- als persoonsnaamkunde en dialectologie. Met zijn negen-tigste aflevering vertegenwoordigt het tweetalige tijdschrift een totaal volume van meer dan 30.000 pagina’s. Onze dank aan alle auteurs voor de jarenlange medewerking!
Naast haar Handelingen/Bulletin geeft de Commissie ook regelmatig monografieën uit. De Vlaamse Afdeling tekent tot nog toe voor 30 Werken, de Waalse afdeling produceerde 26 Mémoires. Met deze 56 monografieën publiceerde de Commissie voor Toponymie en Dialec-tologie nog eens meer dan 17.000 bladzijden aan wetenschappelijke literatuur. Daaronder be-vinden zich de recente standaardwerken: “Les noms de rivières de Wallonie, y compris les régions germanophones. Dictionnaire analytique et historique” (van 2014, 457 p.) en “De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek”. Delen I & II (2016-2018, 959 p.).
De Handelingen XC (2018) tellen 449 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschrif-ten en weten¬schappelijke instellin¬gen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in de bibliotheek van het Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel gedeponeerd. Twintig exemplaren werden aan de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten be-hoeve van onderzoekers en studenten ter be¬schikking gesteld.
Inhoud
José CAJOT, Voorwoord – Préface
Magda DEVOS, In Memoriam Johan Taeldeman (1943-2017)
Maurits GYSSELING, Introduction à l’anthroponymie, en particulier de la Flandre française (ed.: Bernard ROOBAERT & Jozef VAN LOON)
Karel LEENDERS, Namen in de polder. Drie elkaar opvolgende landschapstypen weerspiegeld in de namenvoorraad van de Noord-Brabantse Noordwesthoek
Jean LOICQ, L’if des Éburons et le nom des Texandres
Florian MARIAGE & Isabelle DERAMAIX, Essai de toponymie castrale. Le nom des tours et portes des enceintes « communales » de Tournai du XIIe au XVIe siècle
Luc VAN DURME, Het Toponymisch Woordenboek van Maurits Gysseling. Aanvullingen en verbeteringen op basis van de materiaalverzameling voor het Toponymisch Woordenboek van Oost- en Zeeuws-Vlaanderen
– De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel II
Inleiding
In december 2016 had in het Paleis der Academiën te Brussel de presentatie plaats van De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel I: De provincies Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Werk 29 van de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Uitgeverij Peeters, Leuven 2016. 426 p., 13 kaarten, 22 illustraties. ISBN: 978-90-429-3343-9. Gedragen door velen, vooral commissieleden, is het werk van de hand van Paul Kempeneers, Karel Leenders, Vic Mennen & Bram Vannieuwenhuyse. Prijs: 35 euro.
Voltooiing van het project
Twaalf maanden later (december 2017) wordt aan Peeters NV het definitieve “goed voor druk” gegeven voor Deel II van De Vlaamse waternamen gegeven. Op 1 maart 2018 heeft tijdens een academische zitting in de Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde te Gent de presentatie plaatsgevonden van:
Paul Kempeneers, Karel Leenders, Vic Mennen, Luc Van Durme, De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel II: De provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Werk 30 van de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie. Uitgeverij Peeters, Leuven 2018, 533 pagina’s, 16 kaarten, 26 illustraties in kleur. ISBN: 978-90-429-3556-3.
De nieuwe publicatie demonstreert in niet geringe mate de verschillen met de oostelijke Vlaamse provincies. In het westen is het aantal hydroniemen niet alleen veel groter, maar ze gaan over het algemeen ook verder in het verleden terug. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat het nieuwe boekdeel een kwart omvangrijker is dan het vorige (prijs ongewijzigd: 35 euro). Met het verschijnen van deel II wordt na vier jaar het recentste naamkundig project van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie voltooid. Het bijna duizend bladzijden tellende tweedelige werk (prijs: 65 euro) is het eerste van zijn aard in Nederlandstalig België.
Programma van de presentatie van Waternamen II
Na de verwelkoming, resp. begroeting door Willy Vandeweghe, vast secretaris van de KANTL, gedeputeerde Bart Naeyaert (prov. West-Vlaanderen) en de de heer Jo Rombouts (diensthoofd Erfgoed, prov. Oost-Vlaanderen) nam de academische zitting de vorm van een hydronymisch symposion aan – dat onder leiding van José CAJOT (eindredacteur van de publi-catie) georganiseerd werd, en waaraan de onderstaande commissieleden door een voordracht gestalte gaven.
Luc VAN DURME, medeauteur: “De Vlaamse Waternamen II: sluitstuk en bekroning”
Vic MENNEN, medeauteur: “Het abdijbezit in het graafschap Vlaanderen onder de loep van de waternamen”
Karel LEENDERS, medeauteur: “Waarom is de Grote Geule zo smal?”
Frans DEBRABANDERE, redactielid: “Draagt West-Vlaanderen weinig water naar de zee?”
Luc DE GRAUWE, redactielid: “Hoe Waals is de Waalse Krook?”
– Overdruk 16 van de Vlaamse afdeling:Luc Van Durme, Het Gysselings Toponymisch Woordenboek van Maurits Gysseling. Aanvullingen en verbeteringen op basis van de materi-aalverzameling voor het Toponymisch Woordenboek van Oost- en Zeeuws-Vlaanderen.
Inleiding
Eerder publiceerden (1) Jozef Van Loon en (2) Luc Van Durme een aantal aanvullingen en verbeteringen m.b.t. dr. M. Gysselings monumentale Toponymisch Woordenboek. (Maurits Gysseling, Het Toponymisch Woordenboek van België, Nederland, Luxemburg, Noord-Frankrijk en West-Duitsland (vóór 1226). 2 Delen. Bouwstoffen en Studiën voor de geschie-denis en de lexicografie van het Nederlands VI. Uitgegeven door het Belgisch Interuniversi-tair Centrum voor de Neerlandistiek 1960).
(1) J. VAN LOON, Maurits Gysselings Toponymisch Woordenboek. Receptie, aanvullingen en correcties. Werken van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Vlaamse Afdeling nr. 26. Tongeren:2008, 119 p. baseerde zich hierbij op recensies van het woorden-boek uit de jaren 1960 tot 1964.
(2) In L. VAN DURME, Het Toponymisch Woordenboek van dr. M. Gysseling. Aanvullingen en verbeteringen uit de nalatenschap. Handelingen van Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie jg. 81 (2009):229-259 is uitgegeven wat M. Gysseling zelf ter aanvulling en cor-rectie sinds 1960 had vergaard.Uitgangspunt en uitvoering
In laatstgenoemde publicatie suggereert Van Durme met het oog op een eventuele heruit-gave van het Toponymisch Woordenboek de taken op internationaal niveau te verdelen. Het terrein van het woordenboek is immers geografisch zo uitgestrekt dat men in zulk project beter het principe van de subsidiariteit moet huldigen en de Vlaamse, Waalse, Nederlandse, Franse, Duitse en Luxemburgse medewerkers bij voorkeur per provincie, per departement of per deel-staat hun taak kunnen vervullen.
Van Durme stelt voor zelf de aanzet tot zulke bijdrage te leveren en zijn eigen onderzoeks-resultaten als aanvullingen en correcties bij Gysselings Toponymisch Woordenboek voor het areaal dat hem vertrouwd is, alfabetisch te bundelen. De Commissie is graag op zijn aanbod ingegaan om zijn grensoverschrijdende materiaalverzameling van Oost- en Zeeuws-Vlaanderen te publiceren. In het jubileumnummer (90ste jaargang) van de Handelingen/Bulletin XC (2018) neemt zijn werk 146 pagina’s in. Daarnaast verschijnt het artikel ook als al aparte Overdruk 16 in de reeks “Overdrukken van de Vlaamse KCTD-afdeling”, zodat het werk in de bibliotheken naast M. GYSSELINGS Toponymisch Woordenboek en de hierboven vermelde aanvullingen c.q. verbeteringen van J. VAN LOON en L VAN DURME zijn plaats vindt.
Advisering
Inzake plaatsnaamgeving werden de leden van de Vlaamse afdeling van de Commissie in 2017 door talrijke gemeenten, culturele verenigingen en privépersonen geraad¬pleegd. Vaak handelden de vragen ook over dialectkunde en persoonsnamen. Dit naamgevingsadvies verstrekten o.a. Willy Van Langendonck en Bram Vannieuwenhuysen m.b.t. diverse pleinen en straten aan het Departement Stedebouw van de stad Brussel.
Vic Mennen adviseerde in het voorjaar de nieuwe fusiegemeente Pelt in verband met de wijziging van een vijftigtal straatnamen in de deelgemeenten Neer- en Overpelt. De gemeenteraden van de twee gemeenten, die op 1 januari 2019 zouden fusioneerden, keurden de door Mennen voorgestel-de nieuwe gemeentenaam en de talrijke straatnamen in de loop van 2018 goed.
Het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, , doet regelmatig een beroep op de Commissie bij de medewerking aan de te actualiseren uit-gave van de Topografische Kaart op schaal 1/25000; zo brachten Vic MENNEN en Jan SEGERS in 2018 advies uit over de schrijfwijze en de vorm van toponiemen in de gemeenten Alken, Borgloon, Gingelom, Heers, Herstappe, Kortessem, Nieuwerkerken, Sint-Truiden en Wellen.
Internationale contacten en samenwerkingsverbanden
Vier leden van Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (José Cajot, Jan Gossens, Vic Mennen en Jan Segers) verleenden hun organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 44e congres van de Vereniging voor Limburgse [= Belgisch- & Nederlands-Limburg] Dialect- en Naamkunde onder de titel “Dialecten, namen en geschiedenis aan de Benrather lijn”. De druk bijgewoonde bijeenkomst had plaats op 24 november 2018 in het Centrum De Kopermolen te Vaals (Nederlands-Limburg).
José Cajot nam deel aan diverse taal- en geschiedkundige activiteiten van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap te Maastricht. Op17 maart 2018 was hij aanwezig op de derde studiedag “1000 jaar Graafschap Loon” van het Historisch Studiecentrum Alden Biesen, en op 3 & 4 mei nam hij actief deel aan de 45e Jaarvergadering van de Belgischer Germanisten- & Deutschlehrerverband die aan het taal- en letterkundig werk van de Gebroeders Grimm gewijd was; de tweedaagse bijeenkomst had plaats in samenwerking met – en in de gebouwen van – de vaste vertegenwoordiging van de Duitse deelstaat Hessen te Brussel.
Hij nam deel aan de door Ons Erfdeel tijdens het IVN-Colloquium Neerlandicum georganiseerde debatavond over taalvariatie (in het Hollands College van de KU Leuven op 29 augustus). Hij woonde ook het colloquium “70 jaar Taal en Tongval. Dialectologie zonder dialecten?” bij (op 7 december 2018 in de KANTL).
Op 6 maart werd 2018 op het kasteel Bouvigne bij Breda het boek Polders in kaart – Noord-West Brabant 1565-1590 gepresenteerd, waarbij Karel Leenders een uitleg gaf over de constructie van de twee zestiende-eeuwse kaarten die als bijlage aan dat boek toegevoegd zijn. Naamkundige aspecten van die kaarten publiceerde hij in jaargang XC van de Handelingen van de KCTD in het artikel Namen in de polder. Ook op de bijeenkomst van de “Werkgroep Stedengeschiedenis” in het Nationaal Archief in Den Haag op 18 april zette hij het belang van de publicatie van deze twee kaarten uiteen, vooral met het oog op de vroegste ontwikkeling van enkele polderstadjes. Op 17 mei gaf hij in Eindhoven op de studiedag “Water verbindt erfgoed” een voordracht over de historische geografie van de Dommel.
In het huldeboek Woorden om te bewaren voor Jacques Van Keymeulen, dat deze op 14 september 2018 in Gent aangeboden werd, droeg Leenders een opstel bij onder de titel Microreliëf in het oudland. Op 8 december verzorgde hij op het Rijksarchief te Leuven de key note lecture Recent boerderijonderzoek in Noord-Brabant op de studiedag “Historische hoeves in Vlaams-Brabant. Verleden en toekomst van boerderijgebouwen” van het Documentatiecentrum Vlaams-Brabant. Voor een nog te verschijnen boek over het Turnhoutse vennengebied werd het hoofdstuk Venen en vennen over historische betekenis en de namen van die vennen voorbereid.
Paul Kempeneers verrichtte archiefonderzoek op diverse plaatsen met het oog op de publicatie van een toponymische studie over Waasmont, Laar, Ezemaal, Eliksem, Wange, Halle-Booienhoven, en Neerlinter, Drieslinter en Ransberg.
Ann Marynissen heeft de onderstaande lezingen op wetenschappelijke bijeenkomsten gehouden.
Op 21.11.2018 aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren te Gent: De Hollandse en Brabantse drukkerstaal rond 1500.
Op 16.11.2018 te Mettingen op het “Namenkundliches Symposium der Draiflessen Collection”: Die Familiennamen auf -meier im Osten der Niederlande.
Op de “Tagung ‘Namengeographie” van de Universität Mainz (17-18.09.2018): Die niederländische Familiennamengeographie auf neuen Wegen.
Aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren te Gent verzorgde zij op 18.04.2018 de boekpresentatie van Janssen, Theo & Ann Marynissen (2018): Het Narrenschip in de Lage Landen. Deel 1: Josse Bade: Der zotten ende der narren scip – tekst en hertaling. 496 p. Deel 2: Het schip ingaan – inleiding en aantekeningen. 726 p. Serie: KANTL – Studies op het gebied van de cultuur in de Nederlanden 8, 1-2. Leuven: University Press.
Op 12.01.2018 aan de Universität zu Köln op de workshop “The future in the history of Indo-European languages”: The Dutch future path: zullen and gaan + infinitive.
Ter gelegenheid van het ANV-congres van de beide Limburgen, dat op zaterdag 22 september 2018 plaatshad in Lommel, sprak Vic Mennen over “Lommel: een politiek-historisch, dialectologisch en naamkundig grensgeval”. Naar aanleiding van de voorstelling van “De toponymie van Best” hield hij op vrijdag 23 november 2018 in deze Noord-Brabantse gemeente een lezing getiteld “De toponymie als talige hulpwetenschap bij de studie van de landschapsgeschiedenis en het historisch onderzoek”.
Jan Segers nam deel aan de “Tweede Dag van de Limburgse Landschapsgeschiedenis” ingericht door het Koninklijke LGOG ([Nederlands-] Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap) op 31 augustus 2018 in de Kasteeltuinen van Arcen.
Reinhild Vandekerckhove nam op 5 april 2018 deel aan een workshop over Citizen Science en gaf er de lezing: Collecting informal private CMC-data produced by minors: practical and ethical challenges. (Leiden, Workshop Lorentz Center: Citizen Science Lab – Sampling Language and Culture). Op 6 april 2018 presenteerde ze met haar onderzoeksmedewerkster Lisa Hilte volgende lezing in Maastricht: Modeling adolescents’ online writing practices: the operationalization of non-standard writing on social media. (Maastricht University, Sociolinguistic Circle). Op 12 oktober 2018 gaf ze op het EFNIL-congres “Language variation and language policy” te Amsterdam volgende presentatie in samenwerking met Hans Bennis: Language variation in the Dutch language area: towards a realistic and supportive language variation policy. Op 11 november 2018 gaf ze een lezing aan de Universiteit van Bern (Center for the Study of Language and Society, Forum Language) met het volgende onderwerp: Flemish online teenage talk: new and old vernacular and their social correlates. Op 16 november 2018 nam ze deel aan de conferentie ‘Het Schoolvak Nederlands’ in Brussel met de lezing: ‘Hoe erg is da ni da wij chatten op 3m van elkaar??’ Standaard en substandaard in het online taalgebruik van Vlaamse adolescenten (Brussel, VUB, HSN-conferentie). Op 19 december 2018 ten slotte gaf Reinhild Vandekerckhove een lezing in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (Gent) getiteld: Regionale en sociale variatiepatronen in de informele online communicatie van Vlaamse jongeren.
Jacques Van Keymeulen was gedurende een week gastprofessor aan de Universität Zürich met colleges over Egodocumenten uit het begin van de lange 19de eeuw, Taalverschillen tussen Nederlanders en Vlamingen en het Ontstaan en kenmerken van het Afrikaans (15.05-17.05). Aan de KU Leuven gaf hij op 26.10.2018 een gastcollege over De Umlaut en het ontstaan van het Nederlands; op 26.03.2018 een gastcollege voor de ‘Low Countries Studies’: A short history of the Dutch language. Hij hield voordrachten in Amsterdam (7 juni 2018) voor de DHBenelux Conference (samen met Anne-Sophie Gyselen en Anne Breitbarth): A Parsed Corpus of Southern Dutch Dialects en samen met Sally Chambers, Veronique De Tier, Piraye Hacɪgüzeller, Liesbet Triest en Roxane Vandenberghe: Geo-visualising dialect data: the experience of the Database of the Southern Dutch Dialects. Op 24 juli 2018 was hij actief in Vilnius, voor het 9de congres van de International Society for Dialectology and Geolinguistics met The Dictionary of the Southern Dutch Dialects (DSDD): Designing a virtual research environment for digital lexicographical research. (gepresenteerd samen met Veronique De Tier). Hij was mede-auteur van de abstracts / lezingen op een viertal andere internationale congressen, die echter door iemand anders gepresenteerd werden: Pisa, 10 oktober 2018, op de Clarin Annual Conference: Sustaining the Southern Dutch Dialects: the Dictionary of the Southern Dutch Dialects (DSDD) as a case study for CLARIN and DARIAH) [Posterpresentatie door Veronique De Tier]; Saarbrücken, 10 november 2018, op de Saarbrücker Runder Tisch für Dialektsyntax: New resources for the study of Southern Dutch dialect syntax. [gepresenteerd door Anne Breitbarth]; Valencia, 13 december 2018, op I Colloqui Internacional de Lingüística de Corpus Orals: A parsed corpus of Southern Dutch dialects. [gepresenteerd door Melissa Farasyn] en Arezzo (14 februari 2019), Italian Association of Speech Sciences (AISV), What linguistic resources reveal about rusted bicycles and hoop making. [gepresenteerd door Anne-Sophie Ghyselen].
Bram Vannieuwenhuyze publiceerde in 2018 samen met Reinout Rutte de Stedenatlas Jacob van Deventer. 226 Stadsplattegronden uit 1545-1575. Schakels tussen heden en verleden (Bussum – Tielt, Uitgeverij Thoth – Uitgeverij Lannoo) en gaf in dat kader, al dan niet samen met coauteur Rutte, enkele lezingen en presentaties die het concept en het potentieel van deze publicatie in de verf zetten: De Stedenatlas Jacob van Deventer, toegelicht aan de hand van de stadsplattegrond van Enkhuizen’ op de studiedag van de “Werkgroep voor de Geschiedenis van de Kartografie” te Enkhuizen op 12 april 2018; de presentatie De Stedenatlas Jacob van Deventer als drietrapsraket: de cartograaf, zijn stadsplattegronden en vergelijkend stadsmorfologisch onderzoek op de studiedag “De Nederlanden verbeeld”; Op stap door de Lage Landen met stadsplattegronden, kaarten en prenten te Den Haag op 18 april 2018. Onder de titel Jacob van Deventer. Een man met een plan sprak hij telkens op “Bessensap” te Amsterdam op 15 juni 2018, in de reeks “Exploratie van “Soirée MuzE” te Mechelen op 8 november 2018 en ten slotte voor de “Historisch Geografische Vereniging Utrecht” te Utrecht op 11 december 2018. Verder gaf Bram Vannieuwenhuyze lezingen over de cartografische identiteit van zestiende-eeuwse havensteden: The Conception of Port Infrastructure and Commercial Space in 16.C City Maps op de conferentie “Viscous Space. The offshore physicality of the North Se between solid & liquid” te Delft op 20-22 juni 2018 enerzijds en The ‘Cartographic Identity’ of Sixteenth-Century Port Cities in the North sea Area op het “14th International Conference on Urban History and Resilience. Cities in Comparative Perspective” te Rome van 29 augustus – 1 september 2018 anderzijds.
Met de meeste hoogachting,
Brussel, eind december 2018
prof. dr. José Cajot | Bernard Roobaert |
algemeen secretaris | algemeen voorzitter |
, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit en onderhoudt contacten met binnen- en buitenlandse instituties die in dezelfde domeinen actief zijn.
De (Koninklijke) Commissie voor Toponymie en Dialectologie geeft sinds 1927 dankzij de subsidies van het Federaal Wetenschapsbeleid een tweetalig jaarboek uit met toponymische & dialectologische studies. In 2018 verschijnt de 90e jaargang van de Handelingen van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (Franse naam: Bulletin). Daarmee verzamelt dit tijdschrift een totaal volume van meer dan 30.000 pagina’s. Bovendien publiceert de Commissie regelmatig monografieën (Nl.: Werk, Fr.: Mémoire): met haar 56 Werken/Mémoires gaf ze nog eens meer dan 17.000 bladzijden aan wetenschappelijke literatuur uit. Daaronder bevinden zich standaardwerken als: De Vlaamse Gemeentenamen. Verklarend woordenboek (2010, 331 p.) en Les noms de rivières de Wallonie, y compris les régions germanophones. Dictionnaire analytique et historique (2014, 457 p.).
Niet in de laatste plaats is de Commissie een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet en in talrijke gevallen daartoe overigens verplicht is.
Statutaire vergaderingen
De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad op 30 januari, 29 mei en 23 oktober 2017 in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1). Er hebben zes sectievergaderingen plaatsgenomen: in elk van de twee secties telkens op 30 januari, 29 mei en 23 oktober 2017. De plenaire (gezamenlijke) vergadering van de beide secties werd op 30 januari 2017 gehouden en de (gemeenschappelijke) bestuursvergaderingen op 29 mei en 23 oktober 2017.
Lezingen gehouden op de plenaire vergadering
Ann Marynissen, De Nederlandse familienamengeografie op nieuwe wegen
In het begin van de jaren ’90 vormde het computergestuurd genereren van variabelenkaarten met de verspreiding van familienamentypes in het Nederlandse taalgebied een primeur. Voor België gebruikte ik toen de lijst met de familienamen van alle inwoners van België op 31-12-1987, vanaf een concentratie van vijf naamdragers per fusiegemeente. Voor Nederland werd gebruikgemaakt van de lijst met de familienamen van alle Nederlandse telefoonabonnees in 1993, vanaf minimum twee telefoonabonnees met dezelfde naam in een gemeente. Met een grafisch computerprogramma, ontwikkeld door Paul Bijnens, werden tal van variabelenkaarten met contrasterende familienamen getekend.
Op basis van die kaarten werden naamgeografische studies geschreven over de spellingverschillen tussen de Nederlandse en Vlaamse familienamen, over de morfologische opbouw van de namen, over de klankvariatie en de lexicale variatie in de familienamen in het Nederlandse taalgebied. Het variabelenlinguïstisch onderzoek van familienamen werd elders nagevolgd, o.m. in Duitsland, cfr. de Deutscher Familiennamenatlas.
In 2016 kon het onderzoek van de Nederlandse en Vlaamse familienamen vernieuwd worden dankzij nieuwe familienaamgegevens en nieuwe software. Zowel voor Nederland als voor België wordt sindsdien gebruikgemaakt van lijsten met de familienamen van alle inwoners van die landen in 2007. Sebastiaan Marynissen ontwikkelde nieuwe software waarmee niet alleen de absolute frequentie, maar ook de relatieve frequentie van de namen op kaarten weergegeven kan worden door middel van cirkels resp. taartdiagrammen (met frequentieverhouding van de varianten). Met het nieuwe materiaal en de nieuwe software werden een aantal kaarten uit de jaren ’90 opnieuw gemaakt. Daarbij werd vastgesteld dat de onomastische structuur van het Nederlandse taalgebied niet fundamenteel gewijzigd is: de resultaten zijn zeer vergelijkbaar met die van 25 jaar geleden. Bovendien werden met de nieuwe mogelijkheden een aantal nog niet onderzochte naamkundige vraagstellingen uitgewerkt.
Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling
Magda Devos, Zeewoorden en maritieme toponiemen (opnieuw)
De spreekster geeft toelichting over de activiteiten van de multi-disciplinaire werkgroep ‘Zeewoorden’ aan het Vlaams Instituut voor de Zee te Oostende (VLIZ), waarvan zij als taalkundige deel uitmaakt. Het zeewoordenteam buigt zich over de verklaring van woorden die verband houden met de zee, de zeevaart en de visserij, de kust en de polders, en heeft een vaste rubriek in De Grote Rede, het tijdschrift van het VLIZ, waarin telkens één (in principe standaardtalige) soortnaam en één toponiem etymologisch en (taal-)historisch worden belicht.
In deze lezing gaat de aandacht naar de maritieme toponymie, en worden de namen van een aantal platen of zandbanken onder de loep genomen: de Broersbank, gelegen voor Koksijde, genoemd naar de broers of broeders van de Abdij ter Duinen, de Trapegeer vóór De Panne, genoemd naar zijn geervorm en naar de vistechniek trapen die er werd beoefend, de Paardenmarkt nabij de Zwinmonding, verwijzend naar een paardenmarkt op het daar verdronken eiland Wulpen. Vervolgens ook de Hinderbanken, de verst van de kust gelegen zandbanken in de Belgische wateren, die hun naam danken aan die ligging diep in zee: hinder betekent hier ‘achteraan’. De naam Akkaardbank ten slotte, gelegen voor de middenkust, is wellicht een personificerende afleiding op -aard van de stam van het verdwenen werkwoord aken, identiek met Engels ache ‘pijn doen, leed bezorgen’.
(De Grote Rede is online raadpleegbaar op de website van het VLIZ: http://www.vliz.be/nl/etymologie-zeewoorden).
Luc De Grauwe, De Middelnederlandse opstandsbenaming Muerlemaye: een voorstel tot nieuwe etymologie
Het substantief moerlemei wordt volgens de jongste “Dikke Van Dale” (15e uitgave, 2015), weliswaar “niet alg.; fig.” gebruikt voor een ‘verwarde volksmassa’ en is “eig. de naam waaronder een opstand van de Bruggelingen in 1281 bekend is”, maar het woordenboek acht de etymologie ervan onbekend. Een aantal historici en vooral de Gentse nederlandicus Paul De Keyser (in VMKANTL 1965) hebben daartoe voorstellen gedaan, helaas alle taalkundig onbevredigend. Laatstgenoemde had al ingezien dat er ongetwijfeld een verband is met lat. murmurare ‘morren’, als uiting van ontevredenheid en zelfs opstandigheid. Hij zag echter liefst drie elementen over het hoofd : 1) een dissimilatie r-r > r-l (vgl. het verbale leenwoord Oudnederlands murmulon); 2) een – niet het minst in nomina actionis optredend – suffix –ade, ontleend (via het Frans/Occitaans/Iberoromaans) aan lat. –ata, dat uitgerekend ook in mhd. murmelâta vaak geattesteerd is; 3) een metathesis *murmelade > *murlemade, waaruit ten slotte de oudst geattesteerde vorm mnl. muerlemaye (met -a- in de laatste lettergreep!) is ontstaan. Daarin staat , naast , voor gepalataliseerde [ʌ] (uit oorspr. Westgermaanse korte [u]).
De suffixvorm –aye (i.p.v. –ade) kàn eventueel op intervocalische verzwakking –d- > -j- wijzen (zoals in mnl. predicaye), maar kan ook een van de vele spellingen vertegenwoordigen van het zeer productieve suffix –age (eveneens een leensuffix, uit het Frans), waarmee –ade precies zo vaak wisselt.
Totnogtoe onopgemerkt gebleven is dat ook het Middelnederduits het woord kent: murlemei ‘lawaai, oproer’ komt er geregeld voor in stadskronieken (naast murmeley en, met ingevoegde -m-, murmelmey), en ook de Lübeckse “Bugenhagen-Bibel” (1533), de nd. bewerking van de Hoogduitse van Luther, bezigt zelfstandig een murlemey des volckes ‘gewoel/drukte/misbaar van de schare’ (Matth. 9:23). Murmelmey is in het Mecklenburgs voort blijven leven, ook (naast Murlemey!) als familienaam. Verder historisch onderzoek hiernaar is zeker gewenst, maar vermoedelijk stamt het Nederduitse woord wel uit het Mnl.
Karel Leenders, Namen in de polder. Drie elkaar opvolgende landschapstypen weerspiegeld in de namenvoorraad van de Noord-Brabantse Noordwesthoek
De noordwesthoek van Noord-Brabant is nu een gebied van ruime open kleipolders, vol dijken en meestal kleine nederzettingen. De polders kwamen tot stand door het geleidelijk indijken van een opslibbend gebied vol diepe en ondiepe geulen, kale slikken en begroeide gorzen. In een nog eerdere periode was deze streek echter hoofdzakelijk een laag en vlak veengebied dat slechts door enkele riviertjes doorsneden werd. Deze drie landschappen, polder, opslibbend overstromingsgebied, veengebied, lieten ieder een spoor na van kenmerkende toponiemen.
Gewoonlijk worden bij naamkundige studies vooral tekstuele bronnen gebruikt: oorkonden, rekeningen, cijnsboeken, notariële akten enzovoorts. In deze studie wordt nadrukkelijk ook geput uit een flink aantal handgetekende vooral zestiende-eeuwse kaarten van grote delen of van details van het bestudeerde gebied. Juist in de periode van snelle bedijkingen schreef de waterbouwkundige Andries Vierlingh (1507-1579) het Tractaet van Dyckagie over zijn ervaringen bij het bedijken van precies deze streek. Daarmee hebben we een eigentijdse deskundige bron uit de streek zelf die als het ware commentaar en toelichting geeft bij wat we op de kaarten zien.
In het onderzoek worden voor de Veenperiode en de Overstromingsperiode de relevante namen verzameld en beschreven. Daarna wordt nagegaan in hoeverre die toponiemen van de Noord-Brabantse polderstreek inderdaad ingedeeld kunnen worden in namen die typisch zijn die perioden.Daarbij bleken correcties en nuanceringen nodig op de eerdere aannamen. Sommige soorten namen bleken in de andere periode thuis te horen dan gedacht en enkele naamtypen komen in beide perioden voor. Dat is in een schema samengevat. Voor de Polderperiode werden alleen de namen van de polders bestudeerd. Daarbij bleek dat in de loop van de 15e-18e eeuw het aandeel naar het landschap verwijzende namen afnam en het aandeel naar personen (bedijkers, investeerders) toenam.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
In de Waalse afdeling drie twee lezingen gehouden:
Jean Germain, Quand l’anthroponymiste se mue en généalogiste : expériences et découvertes
Pierre Van Nieuwenhuysen, Bataillons carrés, rues d’aveugles et autres noms d’impasses dans le Nord-Ouest de Bruxelles
Étienne Renard, Mansus: Histoire d’un mot
Een eigen website
De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen.
Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar (anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.
Een redactieraad
De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva Buchi, Jean-Pierre Chambon, Georg Cornelissen, A.C.M. Goeman, Ludger Kremer, Wulf Müller, Bertie Neethling, Hermann Niebaum, Damaris Nübling, Jean-Louis Vaxelaire en Stefan Zimmer. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.
Ledenbestand
Het bestuur van de Waalse afdeling ging op zijn vergadering van 23 oktober 2017 in op het verzoek van Jean Lechanteur om erelid te worden.
De Commissie betreurt het overlijden van haar erelid en oud-voorzitter Johan Taeldeman op 31 oktober 2017.
Publicaties
– Handelingen/Bulletin
De Handelingen LXXXIX (2017) tellen 271 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en weten¬schappelijke instellin¬gen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in de bibliotheek van het Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel gedeponeerd. Twintig exemplaren werden aan de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten behoeve van onderzoekers en studenten ter be¬schikking gesteld.
Inhoud
Marie-Guy Boutier & Étienne Renard, Essai de détermination des noms de lieux d’une charte de Carloman (746/747) en faveur de l’abbaye de Stavelot-Malmedy. Approche historique, linguistique et philologique
Frans Debrabandere, Vlaamse etymologische correcties
Georges Declerq, De vroegste vermeldingen van de naam Brugge
Jan Goossens, De oorsprong van de Rijnlands-Limburgse tweetonigheid. Een analyse met bijzondere aandacht voor de korte klinkers voor obstruent. (Mit deutscher Kurzfassing).
Jean Loicq, À propos des noms de la Meuse et de la Mehaigne
Jean Loicq, Note complémentaire sur le problème du Sabis
Luc Van Durme, De ‘Romaanse enclave’ tussen Aalst en Brussel
Pierre Van Nieuwenhuysen, Bataillons carrés, rues d’Aveugles et autres noms d’impasses dans le nord-ouest de Bruxelles
Bram Vannieuwenhuyze, Ridderstraat, een enigmatische straatnaam
– De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel I en Deel II
Inleiding
Omdat het wegens de omvang van het werk en om budgettaire redenen niet mogelijk bleek de Vlaamse waternamen in één publicatie te vatten, had de Vlaamse KCTD-afdeling reeds in 2015 besloten het werk in twee boekdelen en gespreid over meerdere werkjaren af te leveren.
In december 2016 (cfr. jaarverslag 2016) had in het Paleis der Academiën te Brussel de presentatie plaats van De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel I: De provincies Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Werk 29 van de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. Uitgeverij Peeters, Leuven 2016. 426 p., 13 kaarten, 22 illustraties. ISBN: 978-90-429-3343-9. Gedragen door velen, vooral commissieleden, is het werk van de hand van Paul Kempeneers, Karel Leenders, Vic Mennen & Bram Vannieuwenhuyse. Prijs: 35 euro.
Voltooiing van het project
Precies twaalf maanden later (midden december 2017) wordt aan Peeters NV het definitieve “goed voor druk” gegeven voor Deel II van De Vlaamse waternamen gegeven. Op 1 maart 2018 (zie subsidieaanvraag voor 2018: p. 5) heeft tijdens een academische zitting in de Koninklijke Academie voor Taal en Letterkunde te Gent de presentatie plaatsgevonden van:
Paul Kempeneers, Karel Leenders, Vic Mennen, Luc Van Durme, De Vlaamse waternamen. Verklarend en geïllustreerd woordenboek. Deel II: De provincies West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Werk 30 van de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie. Uitgeverij Peeters, Leuven 2018, 533 pagina’s, 16 kaarten, 26 illustraties in kleur. ISBN: 978-90-429-3556-3.
De nieuwe publicatie demonstreert in niet geringe mate de verschillen met de oostelijke Vlaamse provincies. In het westen is het aantal hydroniemen niet alleen veel groter, maar ze gaan over het algemeen ook verder in het verleden terug. Het hoeft dus geen verbazing te wekken dat het nieuwe boekdeel een kwart omvangrijker is dan het vorige (prijs ongewijzigd: 35 euro). Met het verschijnen van deel II wordt na vier jaar het recentste naamkundig project van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie voltooid. Het bijna duizend bladzijden tellende tweedelige werk (prijs: 65 euro) is het eerste van zijn aard in Nederlandstalig België.
– Tiré à part 13 de la Section wallonne de la CRTD
Wegens zijn methodologische en inhoudelijke merites, werd het artikel “Essai de détermination des noms de lieux d’une charte de Carloman (746/747) en faveur de l’abbaye de Stavelot-Malmedy. Approche historique, linguistique et philologique” van Marie-Guy Boutier & Étienne Renard ook uitgegeven als Overdruk 13 van de Waalse KCTD-afdeling (ISBN: 978-90-429-3651-5).
Advisering
Inzake plaatsnaamgeving werden de leden van de Vlaamse afdeling van de Commissie in 2017 door talrijke gemeenten, culturele verenigingen en privépersonen geraad¬pleegd. Vaak handelden de vragen ook over dialectkunde en persoonsnamen. Dit naamgevingsadvies verstrekten o.a. Frans Debrabandere in Brugge, Paul Kempeneers in Tienen, Jan Segers in Maaseik, Willy Van Langendonck c.q. Pierre Van Nieuwenhuysen in het Hoofdstedelijk Gewest Brussel en Karel Leenders in Breda.
Vic Mennen adviseerde de stad Lommel in verband met de toekenning van nieuwe straatnamen. Naar aanleiding van de fusie tussen de gemeenten Neerpelt en Overpelt, die op 1 januari 2019 van kracht wordt, nam hij permanent deel aan de werkvergaderingen over de nieuwe gemeentenaam (resultaat: Pelt) en verleende hij ook advies bij de wijziging van 42 straatnamen.
Het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, deed een beroep op de Commissie bij de medewerking aan de te actualiseren uitgave van de Topografische Kaart op schaal 1/25000. Er werden o.a. concrete afspraken gemaakt over de procedures bij de controle en de verantwoorde aanpassingen van orthografie en morfologie van de Vlaamse toponiemen. Vaste medewerkers aan dat NGI-project zijn: Frans Debrandere, Magda Devos, Paul Kempeneers, Vic Mennen, Willy Van Langendonck, Bram Vannieuwenhuyze en Jan Segers.
Internationale contacten en samenwerkingsverbanden
Vier leden van Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (José Cajot, Jan Gossens, Vic Mennen en Jan Segers) verleenden hun organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 43e congres van de Vereniging voor Limburgse [= Belgisch- & Nederlands-Limburg] Dialect- en Naamkunde onder de titel “Lanaken: een lappendeken in taal en geschiedenis”. De druk bijgewoonde bijeenkomst had plaats op 25 november 2017 in het Cultureel Centrum te Lanaken.
Jan Goossens hield er de lezing “De oorsprong van de Limburgse sleep- en stoottoon”; daarin ontraadselde hij definitief een taalkundig probleem waarmee de Nederlandse en Duitse dialectologie al bijna anderhalve eeuw geworsteld hadden. Jozef Van Loon confronteerde de congresgangers in zijn lezing “Lanaken, een naam die geschiedenis schrijft” met de etymologische herkomst van deze gemeentenaam uit de tweede eeuw n.C.: hij gaat terug op de naam van de Germaanse godin Hluthena.
Vic Mennen gaf op 29 november 2017 in het Cultuurcentrum De Adelbert te Lommel een duolezing met zijn zoon Werner, projectingenieur bij de VMM, afdeling Operationeel Waterbeheer. De titel van hun voordracht luidde: “Tussen Grote Nete en Dommel. Hydrografie en hydronymie van Noord-Limburg”.
José Cajot nam deel aan de regelmatige besprekingen van het Taal- (voornamelijk: Dialect-) platform in Roermond (NL), en vertegenwoordigde de Commissie op vergaderingen van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap te Maastricht. Op 18 maart 2017 was hij aanwezig op het colloquium “1000 jaar Graafschap Loon” van het Historisch Studiecentrum Alden Biesen, en op 22 april nam hij deel aan de 44e jaarvergadering van de Belgischer Germanisten- & Deutschlehrerverband onder het thema: “Germanistik Deutsch: Das 21. Jahrhundert” aan de Universiteit Gent. Op 3 en 4 augustus 2017 bezocht hij in CH-Freiburg/Fribourg de XVIe vier jaarlijkse IDT (Internationele Deutschlehrertagung).
Luc De Grauwe, Jan Segers en José Cajot meldden zich op 23 november aan in de Koninklijke Academie voor Taal-en Letterkunde (KANTL) te Gent voor de workshop “Toponymie en sociale topografie van de pre-industriële steden in Vlaanderen en Brabant”, ingericht door de VUB, de UGent, het Henri Pirenne Institute for Medieval Studies. De openingslezing “De interpretatie van toponiemen” werd gehouden door Magda Devos.
Eveneens in de KANTL bezochten J. Cajot en M. Devos de voorstelling van het digitale project “Toponymisch Woordenboek van Oost- en Zeeuws-Vlaanderen” (20.12.2017).
Op 18 maart werd tijdens een naamkundig colloquium in Sluis door het INT (Instituut voor de Nederlandse Taal) uit Leiden aan Frans Debrabandere de Matthias de Vriespenning uitgereikt. De keerzijde van de penning vermeldt: “Met bewondering voor de orde die hij met namen in de chaos schiep”. Op 22 april ontving hij in Brugge de VVA-prijs 2017 van de Vereniging van Vlaamse Academici “voor zijn grote verdiensten in het intellectueel leven in Vlaanderen”.
Ann Marynissen heeft van 16 tot 18 maart 2017 in Münster (Westfalen) deelgenomen aan het internationale congres ‘A Germanic Sandwich’, georganiseerd door het Institut für Niederländische Philologie van de Universität Münster. Zij hield er een lezing met als titel “Buchdruck und Sprachwandel”. Op 8 juni 2017 nam ze in Utrecht deel aan de ‘Naamkundedag’, georganiseerd door de Universiteit Utrecht: haar bijdrage luidde: ‘De Nederlandse familienaamgeografie in een nieuw jasje’. In de KANTL te Gent begroette ze op 21 juni 2017 in de openbare vergadering mevrouw Reinhild Vandekerckhove als werkend lid van de Academie.
In 2017 nam Jacques Van Keymeulen met een lezing deel aan volgende wetenschappelijke ontmoetingen. In Leiden (13 juni 2017) sprak hij over “Semantic relations in traditional dictionaries” tijdens de Lorentz Workshop over The Mental Lexicon. Hij leverde twee bijdragen (29 juni en 1 juli 2017) op de conferentie van de Suider-Afrikaanse Vereniging vir Neerlandistiek (SAVN) in Parys (Zuid-Afrika): “Engels als instructietaal aan de universiteit” en “Afrikaans en Zeeuws”. Ook in Zuid-Afrika gaf hij een workshop over dialectlexicografisch veldwerk aan de Universiteit van die Weskaapland (31 oktober 2017) en hield een lezing in Kimberley (3 november 2017) op de conferentie Nuwe perspectiewe op taal, literatuur en kultuur aan de Sol Plaatje-Universiteit: “Het Vlaams en de variëteiten van het Afrikaans”.
Op 4 juli presenteerde hij (samen met Liesbet Triest) tijdens de DHBenelux Conference “Database of the Southern Dutch Dialects (DSDD) Designing a Virtual Research Environ-ment for digital lexicographical research”. Mede in zijn naam verzorgden Anne Breithbart en Miriam Bouzouita op de ICLaVE-conferentie in Malaga (9 juni 2017) een presentatie over “Understanding the diachronic development of the verbal agreement with polite forms of address in Dutch through Ibero-Romance dialectology”.
Hij was aanwezig op de Streektaalconferentie in Amsterdam (13 oktober 2017) met een lezing over “Alle dialecten even waardevol?”. In s’-Hertogenbosch (14 december 2017), op het Symposium Brabantse Dialectwoordenboeken en Lancering eWBD, had hij het over: “De droom van Weijnen: de samenvoeging van WVD, WBD en WLD”. Tijdens de vergadering van de Raad voor Nederlandse Taal en Letterkunde (Gent, 15 december 2017) presenteerde hij: “Traditionele dialectologie: de Gentse traditie”.
Jacques Van Keymeulen was ook met een aantal lezingen over dialectologie te gast bij culturele verenigingen.
Jozef Van Loon gaf op 15 februari 2017 een lezing voor de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde te Gent met de titel ‘Wat is een donk?. Op 23 november 2017 werd als afsluiting van de Workshop Stedelijke Toponymie, georganiseerd door de vakgroep Geschiedenis van de RUGent, zijn nieuwe boek ‘Lo, Donk, Horst. Taalkunde als sleutel tot de vroege middeleeuwen’ (Leuven University Press 2017) voorgesteld. Van Loon hield bij die gelegenheid de voordracht: “Gents vroegste geschiedenis volgens de taalkunde”.
Reinhild Vandekerckhove gaf op 19 mei 2017 een lezing in Kaunas (Litouwen) op een congres over Creation and Use of Social Media resources, met als titel: “Collection, storage and analysis of online teenage talk: assets and challenges”. Op 7 juni 2017 had zij samen met Lisa Hilte en Walter Daelemans een lezing op het ICLaVE-congres in Malaga over “The sociolectometry of Flemish online teenage talk: Social variation in the use of expressive markers”. Op 15 juni 2017 sprak ze in Nijmegen op uitnodiging van de Radboud Universiteit op het Language & Social Media symposium over “Old gender patterns in new media? Gender markers and their opposites in Flemish online teenage talk”.
Verder gaf ze ook een aantal lezingen voor een breder publiek: op 29 maart 2017 in het kader van het Wetenschapscafé aan de Universiteit Antwerpen samen met Sarah Bernolet, over de “Positie van het Engels in het hoger onderwijs”; op 13 november 2017 voor De Stichting Cultureel Erfgoed Zeeland (Middelburg) over “Oude en nieuwe vormen van substandaardtaal in de chatpraktijk van Vlaamse tieners”.
Bram Vannieuwenhuyzes lezingen in 2017 belichtten aspecten van historische cartografie, stadsgeschiedenis en stadstoponymie. Wat dat laatste studieveld betreft, kan worden gewezen op zijn keynotelezing “Stadstopografie en stadstoponymie. Enkele reflecties op basis van twee laatmiddeleeuwse Brusselse straatnamen” op de studiedag Toponymie en sociale topografie van de pre-industriële steden in Vlaanderen en Brabant op 23 november 2017 in de KANTL te Gent. Een maand eerder, op 23 oktober 2017, ging hij eveneens in op de stadstoponymie van middeleeuws Brussel tijdens de lezing “Het ontstaan van Brussel in tien vragen en honderd antwoorden”, gegeven in het kader van de Week van de Waarheid bij Muntpunt in Brussel.
Met de meeste hoogachting,
Brussel, eind december 2017
prof. dr. José Cajot | prof. dr. Jacques Van Keymeulen |
algemeen secretaris | algemeen voorzitter |