Jaarverslag 2006

Statutaire vergaderingen

De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel, op 30 januari, 29 mei en 30 oktober 2006. Er werden zes sectievergaderingen gehouden (in elk van de twee secties telkens op 30 januari, 29 mei en 30 oktober 2006), twee plenaire vergadering (op 30 januari en 29 mei 2006) en een (gemeenschappelijke) bestuursvergadering op 30 oktober 2006.

Buitengewone vergaderingen

Ook de buitengewone vergaderingen werden het Paleis der Academiën in Brussel gehouden. Er hadden twee buitengewone (gemeenschappelijke) bestuursvergaderingen plaats: op 6 maart en 13 mei 2006. Bovendien is de Vlaamse afdeling in twee buitengewone vergaderingen samengekomen: op 7 april en 28 november 2006

Lezingen gehouden op de plenaire vergadering

  • Marie-Guy Boutier: Point de vue roman à propos du projet de “Dictionnaire etymologique des noms de communes belges”
  • Paul T.C. Kempeneers: De opzet van een “Etymologisch woordenboek van de Belgische gemeentenamen”

Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling

Victor Mennen: Herkomst en woonplaats als naamgevingsmotieven bij familienamen in de Limburgse Kempen

De herkomst of de woonplaats is een belangrijk criterium bij de indeling van familienamen. Over de impact ervan bij het ontstaan van familienamen is er nochtans weinig kleinschalig onderzoek verricht. Cf. de bijdragen van F. Claes over de invloed van geografische namen op de persoonsnaamgeving in de streek van Diest (Naamkunde 1983, 12-179; 1998, 79-143). In haar onderzoek van de Vlaamse familienamengeografie stelt A. Marynissen vast dat het aandeel van de lexicale naamgevingsmotieven bij de twintig frequentste namen per provincie aanzienlijk verschilt (Med. VLDN 76, 1994, pp. 2-3). In tegenstelling tot Vlaams-Brabant (J. Van Keymeulen: Van de streek, pp. 285-302), vormen in Limburg vader- en moedernamen veruit de hoofdmoot en maken de geografische namen (herkomstnamen en woonplaatsnamen) een minderheid uit; 17 van de 20 meest voorkomende familienamen zijn patroniemen, slechts 1 bevat een geografisch bestanddeel: Bosmans). In het noordwesten van de provincie is het beeld iets minder homogeen. Zo hebben in Lommel 4 van de 20 meest verspreide familienamen een toponymische oorsprong (Van Den Berk, Bergmans, Bosmans, Van Endert). Eerstgenoemde is een concentratienaam van wie de massale aanwezigheid in het noordwesten te danken is aan de 19de-eeuwse migratie uit Nederland (Noord-Brabant). Ondanks het geringe aandeel in het totale familienamenpakket zijn toponymische namen in de Limburgse Kempen geen uitzondering. Typisch voor de regio zijn o.m. : Bammens, Bergs, Bongaerts, Broeckx, Camps, Indekeu, Put, Ven, Verkoijen, Wijers. In het verleden kwamen geografische namen trouwens veel meer voor. J. Van Loon geeft voor Zonhoven in de periode 1422-1440 “slechts” 21 procent patroniemen (Morfeemgeschiedenis en -geografie der Nederlandse toenamen, 415). Het onderzoek van de hertogelijke cijnsregisters (ARAB, Rek. van Brabant, 45040) levert voor Lommel zelfs 25 procent namen op met een geografisch bestanddeel. Meestal waren deze toponymische toenamen niet erfelijk en maakten ze later plaats voor een patroniem. Voorbeelden in Lommel zijn: met lokale nederzettingsnamen
johannes naderberch (Adelberg), ghiselbertus vanden eynde (Einde); thomas dictus loberghe (Loberg), hermannus de luttellumele (Lutlommel), cristina de cattenbosch (Kattenbos); met nederzettingsnamen uit de buurt:
godefridus peeltman (Overpelt), iohannes de zoenu (Zonhoven), petrus brogelmans (Kleine-, Grote Brogel), goeswinus filius henrici van sceeps (Scheps, Balen), jannes vanden bouenhoeuel (Boevenheuvel, Bergeyk), Ook microtoponiemen lagen in de middeleeuwen aan de basis van de naamgeving. Enkele voorbeelden uit het noordwesten van de Limburgse Kempen: gerart verbolhesen (Bollis, Hechtel); jacop hoenderbooms (Hoenderboom, Hechtel). Dat in sommige gevallen de naam van de ontginning direct op de bewoner overgaat, blijkt uit deze Koerselse attestatie (anno 1527): opde scriek te coersel regenoeten ghielis scrieks. Ook vandaag treffen we in de Limburgse Kempen een aantal familienamen aan die teruggaan op in de middeleeuwen geattesteerde plaatsnamen. Het zijn woonplaats- en herkomstnamen waarvan het toponiem dikwijls nog precies gelokaliseerd kan worden: Borrenbergs (Borrenberg: grenspaal op de grens van Lommel, Mol en Luyksgestel), Bleux (zeer verspreide familienaam in Koersel, de kern van het blook-gebied), Hesemans (nederzetting Hees in Lommel, van waaruit de naam zich verspreidde), Hagelsteens (Hagelsteen: Lummen), Schillebeeks (Schillebeek: waternaam in Beringen), Vyfeyken (grensplaats tussen Peer en Helchteren), Indeherberghe (Herberg: pln. in Zonhoven, Kelchtermans (Kelchterhoef: abdijhoeve in Houthalen), Vandebriel (De Briel: abdijhoeve in Hechtel), Van Mellaer (Mellaar: gehucht van Lummen), Meelbergs (Meelberg: gehucht van Paal), Van Hengel: Hengelhoef: abdijhoeve in Houthalen), Schonis (Schonis: gehucht van Tessenderlo), Van Dikkelen (Dikkelen: pln. in Zolder)… Niet onbelangrijk is ten slotte de aanwezigheid van Noord-Brabantse of Nederlands-Limburgse herkomstnamen die op 18de- en 19de-eeuwse migratie wijzen: Steensels (Steensel bij Bergeyk), Van Broekhoven (Bergeyk), Van Buel (Budel), Van Helden, Van Mierlo (Mierlo bij Eindhoven), Van Summeren (Someren), Van Vlierden.

José Cajot: De foneemrijkdom van het dialect van Zichen-Zussen-Bolder

Het klinkersysteem van het Belgisch-Limburgse plaatsje Zichen-Zussen-Bolder (bij Maastricht) bevat 50 fonemen: 14 korte en 14 lange vocalen, 8 sluitende korte en 5 sluitende lange diftongen, 5 openende korte en 2 openende lange diftongen, 1 triftong en 1 sjwa. Dat dialect vestigt hiermee in het Nederlandse taalgebied vermoedelijk een record – tenminste als men bereid is om geen rekening te houden met de (Limburgse) dialecten waarin vocalische polytonie bestaat en elke klinker of tweeklank dus in principe zowel sleep- als stoottonig uitgesproken kan worden. De verklaring van deze klankrijkdom moet precies gezocht worden in de verdwijning van de tweetonigheid in dit dialect. Deze hypothese houdt in dat (secundaire) polytonogene divergenties en redundanties (verkorting en verlenging, diftongering en monoftongering, verplaatsing van de articulatieplaats en ontronding), gefonemiseerd werden en de plaats van de (primaire) polytonie ingenomen hebben.

Ward Van Osta: Nogmaals “goedendag”: een etymologische gissing

Het middeleeuwse wapen de “goedendag” was een soort knots beslagen met een ijzeren ring, waardoor een stalen pin in de knots werd vastgehouden. Deze gepinde knots was een wapen om mede te stekene ende te slane. De benaming goedendag werd grondig bestudeerd door F. Debrabandere (De Leiegouw 2002:163-170). Hij stelde vast dat ze pas verschijnt in 1772, namelijk bij Balthazar Huydecoper in de commentaar bij zijn uitgave van Melis Stokes Rijmkroniek. Wel komt de Franse vorm godendac al voor in Franse kronieken vanaf 1306 en achteraf ook met vormvarianten zoals godendart, godendars, goudendarde etc. Van oudsher, en wel voor het eerst in de Franse kroniek van 1306, wordt het woord beschouwd als een ironiserende of schertsende benaming en etymologisch verklaard als ‘bonjour, goedendag’. Bij zijn analyse kwam Debrabandere tot het besluit dat de Vlaamse naam primair is, dat het Franse godendac, godendart een Franse volksetymologische vorm van goedendag is en dat de etymologie ‘ironische groet: goeden dag’ voorlopig overeind blijft. Er is echter een andere hypothese mogelijk. Men mag er namelijk van uitgaan dat de middeleeuwer zijn strijdknots pas secundair goedendag kan hebben genoemd, als ironische bijnaam of als volksetymologische vervorming van een ander woord. Voordien zal hij de nieuwe uitvinding hebben benoemd aan de hand van bestaande woorden of een naam hebben bedacht die de aard, het uitzicht of de functie van het te benoemen voorwerp weergaf. Daarbij valt o.m. te denken aan het Middelnederlandse woord dagge ‘korte degen, dolk’, want het wapen in kwestie kan worden gebruikt om de vijand dood te steken. De goedendag was echter tezelfdertijd een slag- en steekwapen. Voor de slagfunctie komt een Middelnederlands woord voor knuppel of knots in aanmerking, d.i. de codde. Het hele wapen vormt alzo een *codde-ende-dagge, een *coddendagge. Steun voor deze hypothese biedt het feit dat de soldaten die zich van een goedendag bedienden in het Middelnederlands coddenaers werden genoemd. Daar zij, zoals de piekeniers, hellebaardiers en bogenaers, genoemd werden naar hun wapen, valt aan te nemen dat dit wapen oorspronkelijk gewoon een codde ‘knuppel, knots’ was en ook zo heette. Nadat het wapen geperfectioneerd was en voorzien van een metalen ring en pin zal men het misschien enige tijd, met een copulatieve of determinatieve samenstelling, *codde ende dagge hebben genoemd of *coddendagge (d.i. “een *knuppelponjaard”), maar achteraf gewoon opnieuw codde. De combinatie van codde + dagge kan dan binnen het Vlaams volksetymologisch en schertsend tot goedendag zijn vervormd, wat door de Fransen als godendac werd overgenomen en achteraf aangepast tot godendart etc. onder invloed van het Oudfranse dart ‘werpspies, speer, lans’. Het pas zeer laat optreden van het Vlaamse woord goedendag blijft dan echter een probleem. Veeleer zullen de Fransen daarom de Vlaamse woorden *codde ende dagge of *coddendagge hebben opgevangen en vervormd tot godendac omdat ze ten onrechte meenden dat het om “goedendag” ging. Dat zou meteen kunnen verklaren waarom de Franse kroniekdichter in 1306 de behoefte gevoelde om bij godendac de etymologie ‘bonjour’ te vermelden. Pas veel later zal het Franse godendac in het Vlaams zijn binnengedrongen als “goedendag”, namelijk in de 18de eeuw, nadat de belangstelling voor de Guldensporenslag was opgekomen en men de oude Franse kronieken was gaan lezen, waarin het woord godendac c.s. voorkomt, mét de etymologie ‘bonjour’ die de Fransen er in 1306 aan gaven. Wellicht is de benaming door Huydecoper (1772) gesmeed als vertaling van godendac. Kortom, het woord goedendag is vermoedelijk een 18de-eeuwse reconstructie op basis van een Frans godendac, dat zelf vanuit Vlaams lexicaal materiaal ontstond en door de Fransen als ‘goedendag’ geïnterpreteerd werd.

Jozef Van Loon: Het Toponymisch Woordenboek van Maurits Gysseling (1960) in de kritieken (1960-1964)

Het verschijnen van het Toponymisch Woordenboek van M. Gysseling in 1960 gold reeds van bij zijn verschijnen in 1960 als een belangrijk werk. Dat bewijzen de ca. 20 recensies die in de jaren 1960-1964 verschenen en het feit dat er zelfs recensies van recensies verschenen. Alle recensies samen beslaan zo’n 150 pagina’s tekst met vaak zeer waardevolle informatie die tot hiertoe nooit systematisch werd verwerkt. In de lezing wordt een synthese gepresenteerd van de vele punten van kritiek en commentaar die op de diverse onderdelen van het woordenboek werden geleverd: de algemene inrichting van het woordenboek, Gysselings criteria inzake de chronologische en de geografische afbakening van het materiaal, de selectie van de bronnen, de benutting van de bestaande literatuur op het gebied van etymologie en regionale geschiedenis, de omgang met bestaande edities en met kopieën van na 1200 enz. De slotsom is dat vele kritieken terecht maar vele ook onterecht zijn en dat de voornaamste kritiek die Gysseling kan worden gemaakt het feit is dat hij zijn methode en zijn doelstellingen onvoldoende in zijn inleiding heeft geëxpliciteerd. Dat hij echter in zijn primaire en in feite enige doelstelling, t.w. een filologisch zo betrouwbaar mogelijke grondslag te leggen voor toekomstig onderzoek, volledig is geslaagd, bewijst het feit dat geen enkele van de ca. 20 recensies Gysseling op een leesfout heeft kunnen betrappen. De 150 bladzijden recensie leverden tevens gedetailleerde aanvullingen en correcties bij niet minder dan ca. 800 lemma’s van het woordenboek. Deze verstrooide gegevens werden t.g.v. deze lezing voor het eerst systematisch samengebracht en alfabetisch geordend volgens de lemma’s in het woordenboek. Deze uitgebreide lijst vormt een eerste reeks aanvullingen op het Toponymisch Woordenboek van M. Gysseling, die binnenkort in de Handelingen zullen verschijnen. Het ligt in de bedoeling ze door andere te laten volgen.

Belangrijke beraadslagingen in het (gemeenschappelijk) bestuur, de plenaire en de sectievergaderingen

Een eigen website

De beide secties zijn het eens over de noodzaak van een eigen website. De algemeen secretaris zal de technische en inhoudelijke aspecten coördineren. Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. Het is de bedoeling met een eerste voorlopige versie op 1 maart 2007 online te zijn.

Etymologisch woordenboek van de Belgische gemeentenamen

De beide secties waren het erover eens dat er op dit ogenblik geen recent wetenschappelijk geüpdatet synthetisch naslagwerk bestaat waarin het geïnteresseerde publiek of gemeentebestuur de herkomst van een gemeentenaam kan opzoeken.

De Vlaamse afdeling beoogde een woordenboek te redigeren van alle Belgische gemeentenamen (stand 1970), met een wetenschappelijk verantwoorde etymologische verklaring, opgave van de oudste attestaties en van de terzake betrouwbare litteratuur. Het resultaat zou een ook voor de leek leesbare tekst worden, die niettemin door de ontsluiting van de bronnen en de wetenschappelijke litteratuur volledig bruikbaar en controleerbaar is voor de wetenschappelijke onderzoeker.

De Waalse afdeling beklemtoonde echter de noodzaak van een nieuw en historisch diepgaand interdisciplinair onderzoek inzake de etymologie van de Waalse toponymie en suggereerde de gelegenheid te baat nemen om een onderzoek te starten dat zou kunnen leiden tot een publicatie als het Zwitserse toponymisch woordenboek van: Andres Kristol (dir.), Dictionnaire toponymique des communes suisses, Lexikon der schweizerischen Gemeindenamen, Dizionario toponomastico dei comuni svizzeri. Neuchâtel-Frauenfeld-Lausanne. Centre de dialectologie, Verlag Huber, Éditions Payot 2005 (1102 p.).

Omdat het project van de Waalse collega’s ambitieuzer en langer van duur is dan het Vlaamse, maar de behoefte in Vlaanderen veel dwingender is dan in Wallonië – dat over een toch vrij betrouwbaar werk als Les noms des communes de Wallonie van Jules Herbillon (Brussel 1986) beschikt –, wenste de Vlaamse afdeling haar plannen zo snel mogelijk ten uitvoer te brengen. Zij heeft daarom voorgesteld haar project te realiseren onder de titel Etymologisch Woordenboek van de Belgische gemeentenamen, deel 1: Vlaanderen en Brussel en zo de mogelijkheid opengelaten dat eerlang een aansluitend deel voor het Franstalige landsgedeelte verschijnt.

Lezingen gehouden in de Waalse afdeling

In de Waalse afdeling werden twee lezingen gehouden.

Bestuur en ledenbestand

De verkiezing van het Bestuur van de Commissie voor de periode 2006-2007 had plaats tijdens de plenaire vergadering van 30 januari 2006. Het bestuur werd als volgt samengesteld:

  • Vlaamse afdeling
    • Voorzitter: Hugo Ryckeboer
    • Secretaris: Jacques Van Keymeulen
  • Waalse afdeling
    • Voorzitter: Jean Loicq
    • Secretaris: Jean Germain
  • Bestuur van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie – Commission royale de Toponymie et de Dialectologie
    • Algemeen voorzitter: Marie-Guy Boutier
    • Algemeen ondervoorzitter: Hugo Ryckeboer
    • Algemeen secretaris: José Cajot

Op donderdag 30 november 2006 overleed in het huis van de jezuïeten te Heverlee het erelid van de Vlaamse afdeling Frans Claes.

Publicaties

De Handelingen LXXVIII (2006) telden 436 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en wetenschappelijke instellingen (zie lijst). De door aankoop of ruil verkregen werken werden gedeponeerd in onze bibliotheek, die ondergebracht is in de bibliotheek van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Schone Kunsten. Honderd exemplaren worden de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ter beschikking gesteld, ten behoeve van onderzoekers en studenten.

Advisering

Inzake straatnaamgeving werd de Commissie in 200 door talrijke Brusselse, Waalse en Duitstalige gemeenten geraadpleegd.

De Commissie heeft de taalkundige aanpassing van de geografische namen van de stafkaarten die door het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel uitgegeven worden, voortgezet. Voor de Vlaamse afdeling heeft het Instituut voor Naamkunde en Dialectologie (Blijde-Inkomststraat 21, 3000 Leuven) onder leiding van Willy Van Langendonck advies uitgebracht voor schrijfwijze en vorm van 23 toponiemen (kaartbladen nrs. 08/1, 02/6 en 02/7) uit de gemeenten Hoogstraten en Wuustwezel.

In de Waalse afdeling werd het onderzoek gedaan door Jean Germain en Jean-Marie Pierret.

Internationale contacten

Het Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, van de Kiliaanstichting Amsterdam en het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden, staat onder auspiciën van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie. KCTD-lid Frans Debrabandere is medehoofdredacteur.

De leden Frans Debrabandere, Jef Van Loon en Johan Taeldeman zijn resp. voorzitter en leden van de begeleidingscommissie van het Oudnederlands Woordenboek bij het Instituut voor Nederlandse Lexicologie in Leiden.

Hugo Ryckeboer organiseerde op 28 oktober 2006 het Colloquium van de Coordination Universitaire pour l’étude du Flamand de France in Duinkerke en hield er een lezing met de titel: “Le flamand: un patrimoine commun caractérisé par des évolutions sociales très différentes des deux cotés de la frontière”.

Ann Marynissen nam deel aan de bijeenkomst van universitaire docenten Nederlands in het Duitse taalgebied (Zürich, 17 tot 19 maart 2006) en hield er de lezing: “Familienamentypes in het Nederlandse en het Duitse taalgebied”. Op 9 juni 2006 vertegenwoordigde zij de Commissie voor Toponymie en Dialectologie in de “Tweede Workshop Nederlands-Vlaams Netwerk Naamkunde” (Meertens Instituut, Amsterdam). Zij woonde het “Doktoranden- und Habilitandenkolloquium der deutschen Niederlandistik” bij te Münster (24 en 25 november 2006). Ann Marynissen is lid van de wetenschappelijke begeleidingscommissie voor de Geïntegreerde taalbank, (Vroeg)Middelnederlands (INL, Leiden) en van het wetenschappelijk comité van de Niederrhein-Akademie/Academie Nederrijn (DE-Xanten).

Willy Van Langendonck vertegenwoordigde de KCTD in november 2006 op het “14th International Congress of the Names Society of Southern Africa” in Kwa-Zulu-Natal, Zuid-Afrika. Zijn lezing droeg de titel: “The classification of foundling names vs. ordinary surnames”. Verder hield hij voordrachten over de theorie van de eigennaam in Praag, Vilnius en Riga. Op 9 juni 2006 vertegenwoordigde hij samen met collega Ann Marynissen de Commissie voor Toponymie & Dialectologie in de “Tweede Workshop Nederlands-Vlaams Netwerk Naamkunde” (Meertens-Instituut, Amsterdam).

José Cajot vertegenwoordigde de Commissie op de “Nationale Streektalenconferentie” te Maastricht (16 juni 2006) en op het Jubleumcongres van Veldeke Limburg te Roermond (7 oktober 2006).

Jacques Van Keymeulen gaf op 17 maart 2006 te Middelburg een gastcollege aan de Roosevelt Academie en op 21 maart 2006 vertegenwoordigde hij de Commissie te Gent op de conferentie “Latin-Roman, oral – écrit: Une histoire de continuités et de variabilités (21 tot 23 maart 2006) met een lezing getiteld: “Latin loanwords in the Dutch language and its dialects”. Op het Symposium van Taal en Tongval in de Academie te Gent hield hij samen met Magda Devos op 16 november 2006 de lezing “Recurrenties in lexicale dialectgeografische patronen in Vlaanderen”. Copromotor (met Roland Willemyns en Wim Vanderbussche) van het colloquium”The future of historical sociolinguistics”) in Brugge (1 tot 2 december 2006). Expert op het “Doktoranden- und Habilitandenkolloquium der deutschen Niederlandistik” te Münster (24 en 25 november 2006). Deelnemer aan de “Nationale Streektalenconferentie” te Maastricht (16 juni 2006).

Reacties zijn gesloten.