Mevrouw de Minister,
Mijnheer de Minister,
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie vervult haar wetenschappelijke opdracht onder de hoge bescherming van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit. De Commissie is eveneens een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet.
Statutaire vergaderingen
De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1), op 31 januari, 30 mei en 24 oktober 2011. Er werden zes sectievergaderingen gehouden (in elk van de twee secties telkens op 31 januari, 30 mei en 24 oktober 2011), een plenaire vergadering (op 31 januari 2011) en een (gemeenschappelijke) bestuursvergadering op 30 mei en 24 oktober 2011.
Lezingen gehouden op de plenaire vergadering
Etienne RENARD, Présentation de la base de données du ‘Thesaurus diplomaticus (Brepols)’
Paul KEMPENEERS, Toponymie van Langdorp
Aan de hand van 18 transparanten toonde Paul Kempeneers hoe hij tewerk gaat bij het schrijven van een toponymisch werk. In hoofdzaak houdt hij zich bezig met de gemeenten in het Hageland, van Tienen tot Landen, Zoutleeuw en Aarschot. In totaal behandelde hij reeds 21 gemeenten.
Uiteraard begint het voorbereidend werk met een zoektocht in het archief naar voldoende gegevens. De attestaties, alfabetisch gerangschikt en voorzien van een summiere commentaar, zijn in vroegere werken gebruikelijk als eindresultaat. Zulke lijsten zijn voor de gewone lezer weinig aantrekkelijk. Daarom keert Kempeneers de zaken om. De alfabetische lijsten vormen slechts de basis. Hieruit distilleert hij een leesbaar boek door de gegevens om te zetten in een synthese, die bestaat uit een groepering in rubrieken zoals de ligging van de gemeente, de nederzettingsnamen, hoogten en laagten, de waterlopen, bossen, gras en akkerland, gebouwen en wegen.
Om de meeste toponiemen te kunnen lokaliseren, stelt Kempeneers eerst een ‘historische atlas’ samen, die bestaat uit een thesaurus en een atlas. In de thesaurus vinden we een opsomming van de kadasternummers per sectie, aangevuld met de oppervlakte, de aard van de bodem en de eigenaars in een bepaalde periode. Nuttige inlichtingen vindt men dikwijls in de leggers bij de Popp-kaarten en de Atlas der Buurtwegen. Deze gegevens worden verder aangevuld aan de hand van historische, soms zelfs cartografische documenten. Voor een goede plattegrond vertrekt Kempeneers meestal van de prekadastrale kaarten uit de Hollandse periode. Voor Brabant worden deze bewaard in de Financietoren in Brussel. Leden van de KCTD genieten van het gunsttarief bij de aankoop van deze kaarten.
Sommige vaste waarden worden ingekleurd. Zo bezaten de Armentafels eeuwenlang een aantal percelen die de lokalisering van toponiemen vergemakkelijken. Een gereconstrueerde kaart is soms nuttig voor de archeologie, zoals blijkt uit de lokalisering van de kerk van Weerde in Aarschot (2006), het verdwenen kasteel van Neerbutsel (Boutersem, 2009) en het nog op te graven kasteel van Wezemaal. De historische atlas bewees ook zijn nut bij het lokaliseren van oude huisnamen, zoals de Bruine Baard, het Schuttershuis en het Papegaaiken in Langdorp.
Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling
Ann MARYNISSEN, Oost-Nederlandse familienamen
Familienamen zijn zowel lexicaal als grammaticaal gemotiveerd.
De lexicale motivering betreft de inhoud van de naam: welk naamgevingsmotief ligt ten grondslag aan het ontstaan van de naam? Traditioneel worden er vijf lexicale motiefgroepen onderscheiden: afstammingsnamen (bv. Janssens), beroepsnamen (bv. Bakker), eigenschapsnamen (bv. De Groot), woonplaatsnamen (bv. Van den Berghe) en herkomstnamen (bv. Van Keulen).
Er zijn aanzienlijke regionale verschillen tussen de productiviteit van de vijf lexicale motieven. In het noordoosten van het taalgebied (de provincies Friesland, Groningen, Drenthe, Overijssel en het oosten van Gelderland) vormen woonplaatsnamen en beroepsnamen de frequentste motiefgroepen. Afstammingsnamen, eigenschapsnamen en herkomstnamen zijn er minder frequent.
De grammaticale motivering van familienamen betreft de vorm van de naam: spelling, klankvorm, morfosyntactische opbouw. Het aantal morfosyntactische mogelijkheden om van een soortnaam een familienaam te vormen, is beperkt. Ten eerste wordt een bepaalde casus uitgedrukt: nominatief (bv. Bakker), genitief (bv. Beckers) of lokatief (bv. Van Daele). Ten tweede konden door middel van woordvormingsprocédés afleidingen, samenstellingen en woordgroepen ontstaan. Ook hier zijn er drie mogelijkheden: voorvoeging van een lidwoord, voorvoeging van een voorzetsel en eventueel een lidwoord, of achtervoeging van een suffix (bv. De Backer, Van der Linden, Molemans, Broeckaert). De grammaticale motivering overstijgt de lexicale motiefgroepen: de verschillende morfosyntactische patronen worden in alle motiefgroepen aangetroffen en hebben een vergelijkbare geografische verspreiding.
De Oost-Nederlandse familienamen worden gekenmerkt door het optreden van een aantal specifieke suffixen, die in de meeste motiefgroepen voorkomen: a, -ena, -sma, -ma, -sema, -ema, -stra, -inga, -ing, -ink (bv. Jilderda, Frankena, Reitsma, Poelma, Geertsema, Broekema, Wierstra, Hovinga, Bekkering, Eppink). Daarnaast worden tal van woonplaatsnamen er met het voorzetsel te, eventueel versmolten met het verbogen lidwoord (ten/ter), gevormd, (bv. Te Brinke, Ten Hove, Ter Beke). Ten slotte verschillen de Oost-Nederlandse familienamen van namen elders in het taalgebied door een aantal lexicale bijzonderheden: het gebruik van groot/klein resp. oud/nieuw + (boerderij)naam (bv. Groot Wassink/Klein Wassink, Olthof/Nijhof), de vorming van samenstellingen met -huis en -kamp (bv. Veldkamp, Oosterhuis).
De verspreiding van de bovenvermelde Oost-Nederlandse familienaamtypes wordt aan de hand van een aantal familienaamkaarten geïllustreerd.
Roxane VANDENBERGHE, De morfologie van de Nederlandse logische voegwoorden in historisch perspectief
De logische voegwoorden in het Nederlands, bv. toen, omdat, eer(dat) en terwijl, vormen morfologisch een tamelijk heterogene woordcategorie en vertonen nogal wat vormvariatie, die op het eerste gezicht willekeurig is, vooral met betrekking tot de aanwezigheid van het element DAT. Uit historisch (corpus)onderzoek blijkt dat we de morfologische heterogeniteit van de Nederlandse voegwoorden grotendeels kunnen verklaren door hun diverse oorsprong: bijna geen enkele van de voegwoorden is “authentiek”, maar ze zijn zowat alle gegrammaticaliseerd uit (combinaties van) bestaande woorden, zoals bijwoorden, voorzetsels, voornaamwoorden, werkwoorden en substantieven. De voegwoorden kunnen bovendien op basis van hun diachrone morfologie, d.i. de manier waarop ze historisch gevormd zijn, ingedeeld worden in verschillende categorieën. Zo is ongeveer een derde van de huidige voegwoorden het resultaat van de combinatie van een bestaand(e) woord of constituent met het voegwoord DAT, van het type indien (dat), doordat, omdat, tenzij,… En het zijn alleen die voegwoordtypes die in het huidige Standaardnederlands nog DAT bij zich verdragen.
Jan GOOSSENS, De problematiek Nederlands-Duits in de late middeleeuwen
Voor het begin van de opsplitsing van het Continentale West-Germaans in een Duits en een Nederlands sprekend gebied in de 16de eeuw waren er hier geleidelijke overgangen in de dialecten. Die werden door de contemporaine schrijftalen min of meer duidelijk weerspiegeld en vinden hun voortzetting in de moderne dialecten. Wel zijn in deze overgangen concentraties van tegenstellingen herkenbaar, die het mogelijk maken een indeling door te voeren. In het gebied tussen de zuidelijke Noordzeekust en de Main kan men zo een Vlaams, een Brabants, een Limburgs-Rijnmaaslands, een Ripuarisch, een Moezelfrankisch en een Rijnfrankisch dialect- en schrijftaalgebied onderscheiden. Ten noorden daarvan zijn in het gebied tussen Holland en het Oost-Nederduits de concentraties van tegenstellingen minder duidelijk. Hier kan men van west naar oost het Hollands-Utrechts (traditioneel Nederfrankisch genoemd) en de taal van het gebied ten oosten van de IJssel (traditioneel: Nedersaksisch) met zijn driedeling Westfaals – Noordnedersaksisch – Oostfaals onderscheiden.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
In de Waalse afdeling werden vier lezingen gehouden.
Een eigen website
De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen.
Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar (anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.
Een redactieraad
De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva BUCHI, Jean-Pierre CHAMBON, Georg CORNELISSEN, A.C.M. GOEMAN, Ludger KREMER, Wulf MÜLLER, Bertie NEETHLING, Hermann NIEBAUM, Damaris NÜBLING, Jean-Louis VAXELAIRE en Stefan ZIMMER. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
Marie-Guy BOUTIER, Cerquemanage. Histoire d’un terme juridique du français septentrional
Esther BAIWIR, L’Atlas linguistique de la Wallonie. Un nouveau volume et quelques perspectives
Jean LOICQ, Naast, Quenast et le nom de la rivière Quenaste.
Bernard ROOBAERT, La dénomination de fortifications romaines en castra pendant l’Antiquité.
Bestuur en ledenbestand
Door de toetreding van Hugo RYCKEBOER tot het erelidmaatschap van de Commissie is in de Vlaamse afdeling de functie van secretaris vacant geworden. Victor MENNEN werd door zijn collega’s bereid gevonden om hem op te volgen.
Het bestuur van de Vlaamse afdeling ging op zijn vergadering van 31 januari 2011 in op het verzoek van Ward VAN OSTA en Hugo RYCKEBOER om erelid te worden. De Waalse afdeling ging dezelfde dag in op de aanvraag van Michel FRANCARD om eveneens tot het erelidmaatschap toe te treden. In de vervanging van deze verdienstelijke uittredende commissie zal zo snel mogelijk voorzien worden.
Publicaties
De Handelingen LXXXIII (2011) telden 313 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en wetenschappelijke instellingen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in onze bibliotheek (Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel) gedeponeerd. Veertig exemplaren werden aan de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten behoeve van onderzoekers en studenten ter beschikking gesteld.
Meer dan 35 jaar na de publicatie van zijn Bibliographie toponymique des communes de Wallonie jusqu’en 1975 (i.s.m. Régine Toussaint) verscheen van Jean Germain, secretaris van de Waalse afdeling, in 2011 de volledig herziene en aangevulde uitgave Les études toponymiques et microtoponymiques en Wallonie. Bibliographie rétrospective als Mémoire 25 van de Waalse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie (262 p.).
Werk 28 van de Vlaamse Afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie, in 2010 in een uitgave van het Davidsfonds Leuven verschenen als: F. DEBRABANDERE, M. DEVOS, P. KEMPENEERS, V. MENNEN, H. RYCKEBOER, W. VAN OSTA i.s.m. de Vlaamse Afdeling van de KCTD, De Vlaamse gemeentenamen. Verklarend woordenboek. (331 p.), is als verkleinde paperbackuitgave (met ongewijzigde lay-out, tekst en pagina-aantal) in afspraak met het tijdschrift Knack in 10 000 exemplaren herdrukt.
Advisering
Inzake straatnaamgeving werd de Commissie in 2011 door diverse Brusselse, Waalse en Duitstalige gemeenten geraadpleegd. Ook de Vlaamse afdeling ontving talrijke aanvragen uit Vlaanderen en Brussel.
Het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, heeft een beroep gedaan op Willy Van LANGENDONCK (KU Leuven, Instituut voor Naamkunde en Dialectologie, Blijde-Inkomststraat 21, kamer 3308, 3000 Leuven) voor advies inzake schrijfwijze en vorm van toponiemen uit diverse Vlaamse gemeenten.
Internationale contacten en samenwerkingsverbanden
José CAJOT, Jan GOOSSENS, Ronny KEULEN, en Vic MENNEN, leden van Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie, verleenden hun organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 37e Nederlands-Vlaamse congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde onder de titel “Het dialect van Venray en omgeving, Limburg, Brabants of Pruisisch?” (NL-Venray, 26 november 2011).
José CAJOT vertegenwoordigde Belgë op de tweejaarlijkse statutaire vergadering van Der Internationale Germanisten- und Deutschlehrerverband te Winterthur en nam bij die gelegenheid tevens deel aan de workshops van dezelfde vereniging (Zwitserland, 1-6 augustus 2011).
Op 12 november gaf hij aan de Universiteit Leiden de voordracht De omgangstaal van Vlaanderen. Weg van het Nederlands?
Magda DEVOS nam op 28 oktober 2011 deel aan het colloquium “Digitale bouwstoffen voor de geschiedenis van het Nederlands” van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) te Gent. In de lokalen van diezelfde Academie was ze op 16 december aanwezig op het jaarlijkse internationale symposium van het tijdschrift Taal en Tongval, dit keer gewijd aan “Dialects in contact”.
Als lid van het dagelijks bestuur van de Werkgroep “Buitenlandse Aardrijkskundige namen in het Nederlands (BAN)” nam ze deel aan twee vergaderingen van deze werkgroep, beide gehouden in Roosendaal, resp. op 28 november en op 13 december.
Zij gaf diverse keren een voordracht onder de titel De regenboog van de Vlaamse dialecten. Op 19 juni hield ze in Ede (Zeeland) voor Oost- en Zeeuws-Vlaamse heemkundige kringen een lezing over Noordzeegermaanse kenmerken in de Vlaamse en Zeeuwse dialecten.
Ze gaf ook voordrachten over uiteenlopende naamkundige onderwerpen. Op 26 februari sprak ze te Roborst (Zwalm) ter gelegenheid van de voorstelling van het boek Toponymie van Sint-Goriks-Oudenhove (door Brecht Persoons) over Plaatsnamen in de Vlaamse Ardennen. Op 18 november gaf ze bij de onthulling van een recent herontdekte zeekaart in het stadhuis van Blankenberge een voordracht over Zeewoorden en de Blankenbergse zeekaart. Op 17 december sprak ze te Nevele op de presentatie van het boek van Jan Luyssaert over de oude plaatsnamen van Nevele in de reeks Meetjeslandse toponiemen tot 1600 de lezing De toponymie van Nevele en het naamkundige onderzoek in het Meetjesland.
Ze verzorgde ten slotte in de herfst van 2011 te Diksmuide een lessenreeks over dialectologie voor een publiek van geïnteresseerde leken. Organisatoren waren het Willemsfonds en het heemkundig genootschap Bacht’n de Kuupe.
Jan GOOSSENS heeft van 13 tot 16 juni 2011 aan het 124ste congres van de Verein für niederdeutsche Sprachforschung te Oldenburg met het thema “Grenzüberschreitungen” deelgenomen.
Op 9 december was hij gastspreker bij de voorstelling van het Lommels woordenboek (’t Lómmëls Diejalékt) met de lezing: Nut en onnut van de dialectstudie.
De studie van Paul KEMPENEERS, Toponymie van Langdorp, werd op 30 maart 2011 voorgesteld tijdens een academische zitting die door het gemeentebestuur en het Museum van Aarschot in het CC Het Gasthuis georganiseerd werd.
Ronny KEULEN gaf op 7 maart 2011 een maxipresentatie over zijn doctoraatsvoorbereiding aan de KU Leuven voor de leden van de Subfaculteit Taalkunde; de titel luidde: Klankgeografie en klankontwikkeling van de Limburgse dialecten.
Ann MARYNISSEN nam op 21-22 september 2011 deel aan het colloquium “Familiennamen zwischen Maas und Rhein. Etymologien, Sprachkontakt, Kartierung”, dat georganiseerd werd door de onderzoeksgroep van de “Luxemburgischer Familiennamenatlas” (Université de Luxembourg). Zij hield op dit congres een voordracht met als titel Familiennamen in Flandern und Wallonien: ein lexikalischer und grammatischer Vergleich.
Op 28 oktober 2011 verzorgde ze samen met Chris DEWULF een lezing over Laatmiddelnederlandse autografische egodocumenten: het ‘Dagboek van Gebeurtenissen’ door Christiaan Munters (1529-1545). De meervoudsvorming bij Munters. Deze wetenschappelijke bijdrage maakte deel uit van het colloquium “Digitale bouwstoffen van het Nederlands” (KANTL, Gent).
In 2011 hield Jacques VAN KEYMEULEN een lezing aan de Universiteit Helsinki tijdens het seminarie over “Prestige in Language and History. Explorations in 18th- and 19th-century Europe” met als titel Naming languages: an innocent activity?. Voorts was hij mede-organisator van een “Afrikaanse Somerskool” (Gent, 19-23 september 2011), waar hij ook een lezing verzorgde over: Afrikaans en Vlaams: fonologische parallellen.
Naast enkele populariserende voordrachten voor culturele kringen in Oudenaarde, Gent en Kanegem, hield hij ook drie lezingen in de aula van de Gentse universiteit in het kader van de reeks “Wetenschappelijke Nascholing”, meer bepaald onder de volgende titels: Dialectologie en dialecten in Vlaanderen, et ontstaan van de Nederlandse schrijftraditie en Het Afrikaans.
Op het 24ste Internationaal Congres voor Naamkunde (ICOS 24) te Barcelona hield Willy VAN LANGENDONCK de voordracht Do proper names have an etymological meaning? Op de “Nederlandse Dialectendag” (26 maart 2011) te Delft droeg hij een plenaire lezing voor met de titel Sprekend van aard. Bijnamen en karaktereigenschappen in streektalen.
De lezing Diachronic classification of bynames given by adults, and bynames given by young people is een lezing gehouden op het Internationaal Congres voor Naamkunde, te Baia Mare (Roemenië, 19-21 september) en, in een aangepaste versie ook te Kaunas (Litouwen, 10-11 november).
Jozef VAN LOON organiseerde met E. Van Houtte in de KANTL te Gent op 28 oktober het “Colloquium Digitale Bouwstoffen voor de Geschiedenis van het Nederlands”. Hij sprak er tevens de volgende voordachten uit: Het digitale Toponymisch Woordenboek van M. Gysseling (met T. De Herdt) en Het Antroponymisch Woordenboek van de historische Nederlanden (tot 1225) (met W. Soudan). In hetzelfde jaar hield hij nog de volgende lezingen: Nederlands Esdoorn: Onomasiologie, dialectgeografie, etymologie (KANTL, 17.01.2011), Etymologie en landschapsgeschiedenis (“Kiliaanlezing”, Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden, 28.05.2011) en Wat is een lo? (KANTL, 15.06.2011).
Bram VANNIEUWENHUYZE hield op 14 januari 2011 een lezing met als titel Het historische stadslandschap: tastbaar of virtueel? Enkele beschouwingen aan de hand van Brusselse en Leuvense voorbeelden op de workshop “Mediëvistiek en de Material Turn” te Gent.
Samen het Andy Ramandt gaf hij de voordracht Compass toponymy and space orientation in the Southern Low Countries from the Middle Ages until 1800 op het ICOS 24 (Barcelona, 5-9 september 2011).
Met de meeste hoogachting,
Brussel, eind december 2011
prof. dr. José CAJOT, algemeen secretaris
prof. dr. Martine WILLEMS, algemeen voorzitter
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie vervult haar wetenschappelijke opdracht onder de hoge bescherming van de Koninklijke
Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op
Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit. De Commissie
is eveneens een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet.
Statutaire vergaderingen
De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1), op 25 januari, 31 mei en 25 oktober 2010. Er werden zes sectievergaderingen gehouden (in elk van de twee secties telkens op 25 januari, 31 mei en 25 oktober 2010), een plenaire vergadering (op 25 januari 2010) en een (gemeenschappelijke) bestuursvergadering op 31 mei en 25 oktober 2010.
Buitengewone vergadering
Een buitengewone vergadering van leden van de Vlaamse afdeling had – eveneens het Paleis der Academiën in Brussel – plaats op 5 maart 2010. De bijeenkomst was een redactievergadering ter voorbereiding van het Verklarend woordenboek van de Vlaamse gemeentenamen (Vlaams en Hoofdstedelijk Gewest Brussel).
Lezingen gehouden op de plenaire vergadering
Bernard Roobaert, Traductions erronées et maladroites dans les noms de rues de la région d’Enghien.
Frans Debrabandere, Het nieuwe ’Etymologisch woordenboek van het Nederlands’.
Will Pijnenburg zette in de tweede helft van de jaren tachtig aan het Leidse Instituut voor Nederlandse Lexicologie het EWN op en droeg begin 1990
het project aan Marlies Philippa over. Het project kreeg de naam Kiliaanproject, naar de 16de-eeuwse Brabantse lexicograaf Cornelius Kilianus ofte van
Kiel. Marlies vormde allereerst een hoofdredactie en zocht daarvoor de Nederlander Aad Quak en een Vlaming, Frans Debrabandere, aan.. Op 1 april 2006
werd de hoofdredactie uitgebreid met Tanneke Schoonheim en Nicoline van der Sijs. Het doel was een goed, degelijk, wetenschappelijk en toch leesbaar
etymologisch woordenboek van het Nederlands tot stand te brengen, gebruik makend van de laatste wetenschappelijke inzichten en informatiebronnen. Zulke
nieuwe inzichten zijn bv. de laryngaaltheorie, de substraattheorie en de wet van Kluge. Er gaat speciale aandacht naar de oudste dateringen, de vorm- en
betekenisontwikkeling en de woordgeschiedenis.
Oorspronkelijk zouden er zeven delen zijn, waarvan het eerste al in 1997 had moeten verschijnen. Maar vanwege de problemen met de financiering is het 2003
geworden en i.p.v. zeven zouden het vier delen worden. In 2005 kwam het EWN onder de vleugels van het INL, waarmee de financiële zorgen van de baan waren.
Maar de kredieten reikten slechts tot eind 2009, wat betekent dat het hele woordenboek eind 2009 af moest zijn. Dat had hele nare gevolgen voor het woordenboek.
Talrijke woorden werden geschrapt. Zelfs hele bekende woorden, zoals sperwer, spreeuw, zwaluw, ontbreken. Lemma’s, die door spreker al geschreven waren,
zoals kwansuis, maatjespeer, made ‘weiland’, marketentster, placenta, poelepetaat, werden niet opgenomen. Dat euvel had vermeden kunnen worden, als afgezien
was van volkomen vreemde woorden, zoals fan, gadget, gag, en van samenstellingen en afleidingen. Er komen geen gedrukte delen of aanvullingen meer. Maar correcties
en aanvullingen zullen op de website worden bijgehouden: www.etymologie.nl.
Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling
Paul Kempeneers, Oude huisnamen in Aarschot.
Met intensief archiefonderzoek slaagde P. Kempeneers erin om de meeste panden met een oude huisnaam exact te lokaliseren. Hierbij gebruikte hij de methode die hij toepaste voor de beschrijving van de oude huisnamen in Tienen (1999), Landen (2000) en Zoutleeuw (2003). In augustus 2009 publiceerde Kempeneers een boek over de plaatsnamen in Aarschot. Ook in dit boek worden huisnamen beschreven (p. 173-235). In zijn lezing plaatste hij de huisnamen van Aarschot echter in een bredere context. Zo wordt duidelijk dat dezelfde namen in een groot gebied van de Nederlanden (en ook daarbuiten) in gebruik waren. De huisnamenvoorraad valt uiteen in twee grote categorieën: de natuurlijke en de fantasierijke huisnamen.
1. Natuurlijke namen.
In de eerste plaats werd een huis genoemd naar de bezitter, zoals De Refugie van Sint-Geertruiden, Het Colvershof (eigenaar Colvers), Het Stadpaanhuis
(brouwerij van de stad), Het Guldenhuis (huis van de Sint-Sebastiaansgilde).
De functie van een gebouw is duidelijk in De Lakenhalle en Het Vleeshuis.
Voorwerpen stonden symbool voor het beroep van de bewoner: De Ring (goudsmid), De Laars (laarzenmaker), De Ketel (brouwer en herbergier), De Mortier
(apotheker). Ook namen als De Sikkel, De Spiegel, De Wan, De Ploeg, De IJzeren Pot, enz. verwijzen naar beroepen.
De Voetboog en De Handboog herinneren aan de schuttersgilden.
2. Fantasierijke benamingen.
Inheemse zoogdieren komen voor in: Het Hert, De Hazewind, De (Rode) Haan, De Bonten Os, De Blauwe Hond en Het Lammeken. Aan vogels herinneren De Pelikaan,
De Zwaan, De Valk, Het Eksterken, De Duif, De Kraai, De Ooievaar en De Arend. Aan exotische en mythologische diersoorten ontleend zijn: De Leeuw, De Draak
en De Papegaai. Ze komen niet zelden uit de heraldiek of uit de literatuur. Ook plantnamen worden vaak aan de heraldiek ontleend: De Lelie, De Roos,
De Wijngaardrank, De Palmboom.
Typische herbergnamen zijn: De Horen, De Helm, De Lanterne en De Kroon.
Een aparte groep vormen hemellichamen: De Zonne, De Halve Maan en De Sterre.
De invloed van de godsdienst blijkt uit de talrijke bijbelse motieven als: Het Paradijs, De Driekoningen, Het Hemelrijk, Bethlehem, De Zoete Naam (Jezus),
De Paaskaars, De Engel, De Papenkelder, De Bekeerde Zondaar en heiligennamen als Sint-Jacob, Sint-Huibrecht en Sint-Christoffel.
Allerlei personages versierden onze gevels: Morianen of Moren (tabakswinkels), De Wildeman, De Keizer, De Koning van Spanje, De Hertog van Arenberg.
Zeldzamer zijn namen van lichaamsdelen als De Kromme Elleboog of namen van vreemde gebouwen (Het Oud en Het Nieuw Kasteel van Namen). Uniek is de naamgeving
naar een salon: De Salet.
In veel gevallen worden de grondwoorden uitgebreid met een bijvoeglijke bepaling. Hieronder vormen de kleuradjectieven de belangrijkste. Voorbeelden zijn: De Blauwe Ring, De Witte Leeuw, De Bruine Baard, De Rode Haan, Het Groen Hert, De Zwarte Lelie, De Bonten Os, De Gulden Zonne. Bekend is de differentiatie met groot-klein, vooral ontstaan door splitsing: De Grote en De Kleine Keizer. Belangrijk is de oude getallensymboliek: De Drie Kronen, Twaalf-Apostelenhuis en De Vierheemskinderen.
Jan Goossens, Het Maastrichts als doodgraver van de Zuid-Limburgse dialecten.
Het thema van zijn bijdrage is de destructieve rol van het Maastrichts in de wijziging van de structuur der Zuid-Limburgse dialecten. De stelling
is de volgende. Maastricht heeft door de overname en de verspreiding van taalverschijnselen van elders het Zuid-Limburgse dialectlandschap uitgehold
en, aangezien dit aan de zuidkant door de Germaans-Romaanse taalgrens wordt afgebroken, het herhaaldelijk in twee stukken uit elkaar doen vallen, die
elk hun eigen weg konden gaan. Dit is gebeurd wanneer een vernieuwing ten zuiden van de stad de nabije taalgrens bereikte.
De Maastrichtse vernieuwingen zijn in oorsprong Hollandse of algemener: standaardtalige evenals Brabantse verschijnselen waaraan de lokale taalgemeenschap
een meerwaarde toekende. Door hun overname werd het Maastrichts telkens wat minder Limburgs en integreerde het wat meer in het Nederlands. Dat geldt dan
uiteraard ook voor de Zuid-Limburgse dialecten die de Maastrichtse vernieuwing overnamen. Dat het voor een aanzienlijk deel om Hollands-Nederlandse verschijnselen
gaat, is evident voor wie bedenkt dat Maastricht nu al 170 jaar deel uitmaakt van het Nederlandse staatsverband, dat in die tijd altijd hechter is geworden. Maar
in de eeuwen daarvoor scheen het licht vooral vanuit het westen. Zelfs bij zijn aanzet tot verfransing in de 19e eeuw heeft de stad misschien nog meer dat licht uit
Brussel dan uit Luik gehaald.
Jozef Van Loon, Caesar en Tacitus over de oudste Germanen in de zuidelijke Nederlanden.
De tekst is verschenen in de Handelingen LXXXII (2010): 325-362 als: Neue Erkenntnisse und Hypothesen über die Germanenstellen bei Caesar und Tacitus.
Hugo Ryckeboer, Verslag over de voortgang in 2010 van het Verklarend Woordenboek van de Vlaamse Gemeentenamen.
De in 2009 (cfr. jaarverslag 2009) tot één alfabetisch corpus geïntegreerde tekst kon verder geharmoniseerd worden. Er werd contact opgenomen met de uitgeverijen
UGA (Kortrijk) en Davidsfonds (Leuven) en hun verzocht een ontwerp van auteurscontract voor te stellen. Op de buitengewone vergadering van de Vlaamse afdeling
van de Commissie d.d. 5 maart 2010 wordt beslist de uitgave van het woordenboek aan het Davidsfonds toe te vertrouwen – op voorwaarde dat aan enkele secundaire
details tegemoetgekomen wordt.
Het Davidsfonds heeft zich goed aan zijn afspraken gehouden en een professionele mediacampagne gevoerd; dat heeft elk auteur de kans gegeven om in eigen regio
uitvoerig toelichting te geven over het project en het boek tevens aan te bevelen. Bij de plechtige opening van de Antwerpse boekenbeurs op 30 oktober 2010 is het
prominent aanwezig; de uitgeverij van de Davidsfonds bevestigt dat de verkoop zeer gunstig verloopt.
Bibliografische gegevens: F. Debrabandere, M. Devos, P. Kempeneers, V. Mennen, H. Ryckeboer, W. Van Osta i.s.m. de Vlaamse Afdeling van de KCTD, De Vlaamse
gemeentenamen. Verklarend woordenboek. Davidsfonds Leuven 2010. Tevens verschenen als Werk 28 van de Vlaamse Afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie
& Dialectologie. 331 blzn, hard cover. Besteladres: Davidsfonds, Blijde-Inkomststraat 79, BE-3000 Leuven.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
In de Waalse afdeling werden drie lezingen gehouden.
Een eigen website
De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de
wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale
contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen.
Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar
(anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.
Een redactieraad
De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva Buchi, Jean-Pierre Chambon, Georg Cornelissen, A.C.M. Goeman, Ludger Kremer, Wulf Müller, Bertie Neethling, Hermann Niebaum, Damaris Nübling, Jean-Louis Vaxelaire en Stefan Zimmer. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.
Bestuur en ledenbestand
De tweejaarlijkse verkiezingen hadden in de Commissie plaats tijdens de sectievergaderingen en in de plenaire zitting van 25 januari 2010.
Het bestuur voor de periode 2010 & 2011 is als volgt samengesteld:
Vlaamse afdeling
- Voorzitter: Willy Van Langendonck
- Secretaris: Hugo Ryckeboer
Waalse afdeling
- Voorzitter: Catherine Hanton
- Secretaris: Jean Germain
Bestuur van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie – Commission royale de Toponymie et de Dialectologie
- Algemeen voorzitter: Martine Willems
- Algemeen ondervoorzitter: Willy Van Langendonck
- Algemeen secretaris: José Cajot
Op zaterdag 6 februari 2010 overleed in zijn woning te Herent het lid van de Vlaamse afdeling Karel Roelandts. Het bestuur van de Vlaamse afdeling heeft op zijn vergadering van 25 oktober 2010 de heer Ronny Keulen als nieuw lid van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie voorgedragen.
Publicaties
De Handelingen LXXXII (2010) telden 362 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en wetenschappelijke instellingen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in onze bibliotheek (Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel) gedeponeerd. vijftig exemplaren werden de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten behoeve van onderzoekers en studenten ter beschikking gesteld.
De studie De Genker toonaccenten en hun geografische inbedding van Jan Goossens verscheen als Werk 27 van de Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie n.a.v. diens tachtigste verjaardag, met een voorwoord en een bibliografie door José Cajot (VI + 212 p.).
Werk 28 van de Vlaamse Afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie verscheen in een uitgave van het Davidsfonds Leuven als:
F. Debrabandere, M. Devos, P. Kempeneers, V. Mennen, H. Ryckeboer, W. Van Osta i.s.m. de Vlaamse Afdeling van de KCTD, De Vlaamse gemeentenamen.
Verklarend woordenboek. (331 p.).
Het woordenboek is het eerste standaardwerk over alle 1230 gemeentenamen van het Vlaamse Gewest en Brussel vóór de gemeentelijke herindeling van de
jaren 1970. Het biedt de lezer een wetenschappelijk verantwoorde etymologische verklaring, opgave van de oudste attestaties en van de ter zake betrouwbare
litteratuur. Het werk is leesbaar voor de geïnteresseerde leek en – door de ontsluiting van de bronnen –volledig bruik- en controleerbaar voor de
wetenschappelijk onderzoeker.
Advisering
Inzake straatnaamgeving werd de Commissie in 2010 door talrijke Brusselse, Waalse en Duitstalige gemeenten geraadpleegd. Ook de Vlaamse afdeling ontving
talrijke aanvragen uit Vlaanderen en Brussel.
Gedurende het jaar 2010 heeft het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, een beroep gedaan op Willy Van Langendonck (K.U.
Leuven, Instituut voor Naamkunde en Dialectologie, Blijde-Inkomststraat 21, kamer 3308, 3000 Leuven) voor advies over schrijfwijze en vorm van toponiemen
uit diverse Vlaamse gemeenten. Verder antwoordde hij op vragen om advies uit de gemeenten Rijmenam, Ingelmunster en Sint-Agatha-Berchem.
Ward Van Osta heeft drie adviezen uitgebracht bij de toekenning van straat- c.q. pleinnamen in Brasschaat.
Paul Kempeneneers heeft in Tienen, Aarschot en omgeving diverse malen advies verstrekt bij de naamgeving pleinen en straten.
Internationale contacten en samenwerkingsverbanden
De Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie verleende haar organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 36e Nederlands-Vlaamse congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde onder de titel “Dialecten, namen en geschiedenis op de grens van het Limburgs en het Brabants” (Beringen, 27 november 2010).
Aan Jan Goossens werd n.a.v zijn tachtigste verjaardag door de stad Genk op 10 maart het ereburgerschap, en – op voordracht van de Vereniging voor
Limburgse Dialect- en Naamkunde – op 8 oktober door het Algemeen Nederlands Verbond de Visser-Neerlandiaprijs toegekend. In beide druk bijgewoonde
academische zittingen hield hij een korte lezing: te Genk over de tweetonigheid van zijn Limburgse dialect en te Hasselt over de ontwikkeling van
de bovenregionale omgangstaal in Vlaanderen.
Hij nam op 7 mei 2010 deel aan het colloquium ‘Neuere Forschungen zur deutschen Dialektgeografie’ dat door de Kommission für Mundart- und Namenforschung
Westfalens te zijner ere in Münster georganiseerd werd.
José Cajot nam deel aan: ‘De Manke Usurpator: Studie- en discussiedagen over het Verkavelinsvlaams’ (Universiteit Antwerpen, 18-19 oktober 2011), waar hij de slotvoordracht hield met de titel: “Geen accident de parcours. Waarom het ontstaan van het Verkavelingsvlaams onvermijdelijk was”.
Ronny Keulen hield de lezing “On mergers and non-mergers in some southeastern Dutch dialects” op de 31e TABU-dag (3-4 juni 2010,
Rijksuniversiteit Groningen).
Op de ‘Taaldag van de Belgische Kring voor Linguïstiek’ (Université Libre de Bruxelles, 8 mei 2010) voerde hij het woord over “Transcribenteneffecten
en hun methodologische gevolgen”.
Aan de Universitet Stockholms woonde hij van 9 tot 11 september 2010 de “4th European Conference on Tone and Intonation” bij met de lezing “Re-analysing
some tonal deviations in western Fraconian dialects.
Op het congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde (Beringen, 27 november 2010) hield hij de voordracht: “Woorden en klanken op de grens
van het Limburgs en het Brabants”.
Ann Marynissen heeft in 2010 de volgende voordrachten gehouden:
“Geschiedenis van de neerlandistiek in Keulen” op de bijeenkomst van docenten Nederlands in het Duitse taalgebied (Keulen, 5-6 maart 2010);
“Belgisch-Nederlands: het standpunt van de buitenlandse neerlandistiek” op het colloquium ‘Belgisch Nederlands in het spanningsveld tussen Verkavelingsvlaams en
standaardtaal’, georganiseerd op 29 april 2010 te Gent door de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde en de U.C. Louvain;
“Hulde aan Luc Van Durme” (bij haar installatie in de KANTL, Gent 16 juni 2010);
“Oost-Nederlandse familienamen” voor de commissie voor Taal- en Letterkunde van de Maatschappij voor Nederlandse Letterkunde (Leiden, 27 oktober 2010)
en in de KANTL (Gent, woensdag 17 november 2010).
Vic Mennen nam deel aan het congres van de Vereniging voor Limburgse Dialect- en Naamkunde (Beringen, 27 november 2010) met een toponymische lezing, getiteld: “Nederzettingsnamen in het stroomgebied van de Zwarte Beek en de Mangelbeek”.
Jacques Van Keymeulen gaf aan de Universiteit Wroclaw (Polen) van 5 tot 12 april 2010 een aantal gastcolleges over het Afrikaans resp. over Nederlands-Vlaamse
cultuurverschillen, en aan de Universiteit Göteborg (Zweden) van 20 tot 25 mei over Fries en Afrikaans.
Aan de Universiteit Gent gaf hij aan een gezelschap van studenten uit Zürich een les, getiteld “A short history of Dutch” (11.06.2010).
Op 17 juni 2010 hield hij op de ‘Fifth International Conference on Historical Lexicography and Lexicology’ te Oxford de voordracht: “Dialect lexicography
for the southern Dutch Dialects”.
Samen met Veronique De Tier leverde hij op de 14de EURALEX-conferentie (European Assiociation for Lexicography) te Leeuwarden (7 juli 2010) drie bijdragen
over de dialectwoordenboekprojecten van het Nederlandse taalgebied.
Op de conferentie ‘Stretching the boundaries, centering the marginal’ (december 2010 in Kiev, Oekraïne) hield hij de lezing: “Between northern and
southern Europe: languages in the Low Countries”
Willy Van Langendonck hield de voordracht “Is name formation a form of grammaticalization?” in – en was tevens voorzitter van – de sectie Linguistic
Approaches to Naming op de ‘Annual Meeting of the American Name Society’ (Baltimore, Maryland, USA, 7-10 januari 2010.
Op het internationaal congres ‘The Grammar of Proper Names – A Typological Perspective’, georganiseerd door de Johannes-Helmbrecht-Universität
Regensburg (7-8 oktober 2010) hield hij de keynotetoespraak met de titel: “Proper name theory and three anthropocentric clines”.
Aan het ‘16th International Congress of the Names Society of Southern Africa’ (Club Mykonos, Langebaan, Kaapstad) nam hij deel met de voordracht
“Motivations in nicknames for Flemish teachers”.
Bram Vannieuwenhuyze verzorgde twee lezingen i.s.m. Paulo Charruadas, Yannick Devos & Luc Vrydaghs: “The Landscape of Medieval Urbanisation:
Brussels and its Environment” op de ‘1st International Conference on Landscape Archaeology’ (Amsterdam, 26-28 januari 2010) en “Het landschap
van de middeleeuwse stadsontwikkeling: Brussel en haar omgeving”, op ‘Archaeologia Mediaevalis 33’ (Brussel, 12-13 maart 2010).
Met Cyril Carton hield hij de voordracht “De stad op de kaart: een diepgaande analyse van het stadsplan van Oudenaarde van Jacob van Deventer”
(Stadsarchief Oudenaarde, 26 maart 2010) en met Jelle De Rock “Medieval urban towers: stairways to heaven or architectural dominoes?” (op de
‘Eighth European Social Science History Conference’, Gent, 13-16 april 2010).
Op het ‘10th International Conference on Urban History’ (Gent, 1-4 september 2010) hield Bram Vannieuwenhuyze de lezing “Profiling and ranking
urban districts: the case of 15th- and 16th-century Brussels. Bij dezelfde gelegenheid, maar i.s.m. Michaël Limberger & Wouter Ronsijn: “Four
cornerstones for historical urban topography in the Low Countries. A methodological survey on four map corpuses and their potential for urban history’.
Op de workshop van HEnRI (‘Histoire de l’environnement-Réseau interdisciplinaire’) verzorgde hij de bijdrage “Toponymes urbains et actions de
défrichement: le cas de la ville de Bruxelles’ (Namen, 1 oktober 2010); in het kader van de ‘Medieval Seminar Series van het H. Pirenne Institute
for Medieval Studies’ (Gent, 16 november 2010) de voordracht: “The ‘Belgian’ and ‘French’ town plans of Jacob van Deventer”; i.s.m. . Paulo
Charruadas en Philippe Sosnowska op de studiedag ‘800 jaar Kapelleparochie, Brussel’ (19 oktober 2010) de lezing: “Le quartier et la paroisse
de la Chapelle: genèse, développements urbanistiques et patrimoine architectural (XIIe-XVIIIe siècle) – De Kapellewijk en -parochie in Brussel:
ontstaan, stedenbouwkundige ontwikkeling en architecturaal erfgoed (XIIe-XVIIIe eeuw).
Brussel, december 2010