Geachte Mevrouw Staatssecretaris,
De Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie vervult haar wetenschappelijke opdracht onder de hoge bescherming van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten en de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts de Belgique.
Het wetenschapsdomein van de Commissie is de studie van de onomastiek (toponymie en antroponymie) en de dialectologie, vooral in België en zowel op Germaans als op Romaans gebied. Daartoe geeft ze wetenschappelijke studies (Handelingen, Werken, Overdrukken) over deze disciplines uit en onderhoudt contacten met binnen- en buitenlandse instituties die in dezelfde domeinen actief zijn.
Niet in de laatste plaats is de Commissie een wetenschappelijk adviesorgaan waarop de overheid regelmatig een beroep doet en in talrijke gevallen daartoe overigens verplicht is.
Statutaire vergaderingen
De statutaire vergaderingen hebben plaatsgehad in de lokaliteiten van het Paleis der Academiën in Brussel (Hertogsstraat 1) op 26 januari, 18 mei en 26 oktober 2015. Er werden zes sectievergaderingen belegd: in elk van de twee secties telkens op 26 januari, 18 mei en 26 oktober 2015. De plenaire vergadering werd op 26 januari 2015 gehouden en de (gemeenschappelijke) bestuursvergadering op 18 mei en 26 oktober 2015.
Buitengewone redactievergadering van de Vlaamse afdeling
Een buitengewone heeldaagse vergadering van leden van de Vlaamse afdeling had in de gebouwen van de Universiteit Antwerpen plaats op 3 april 2015. De bijeenkomst was gewijd aan de eindredactie van De Vlaamse waternamen. Deel I. Verklarend en geïllustreerd woordenboek van de provincies Antwerpen, Limburg, Vlaams-Brabant & het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Lezingen gehouden op de plenaire vergadering
Jozef Van Loon, Archeotoponymie en -antroponymie in het Midden-Maasgebied en Noord-Frankrijk.
De lezing behandelde twee thema’s die verband houden met onze oudste vaderlandse geschiedenis. Het eerste deel bestond in het leveren van twee nieuwe bewijzen voor de stelling dat de huidige Germaans-Romaanse taalgrens aan de Midden-Maas teruggaat op een tegenstelling die reeds in de late prehistorie bestond. Die tegenstelling werd toen nog meer gepolariseerd door de Eerste Germaanse Klankverschuiving. Voor het Midden-Maas-gebied waren daarvoor tot nu een drietal toponymische bewijzen: de namen Mosa/Maas, Coriovallum/Heerlen en Catualium/Heel. In de lezing worden met de namen Waremme/Borgworm en Herve twee nieuwe bewijzen toegevoegd, waardoor de contouren van deze belangrijke prehistorische grensscheiding met een verrassend grote precisie kunnen worden nagegaan.
Het tweede deel van de lezing ging vertrekkend van de naam Lanaken in op het veelbediscussieerde probleem van de acum-namen. Ten eerste wordt aangetoond dat de meeste Noord-Romaanse namen op -egnies c.s. om klankwettige redenen niet kunnen teruggaan op Gallo-Romaans -iniacas, maar op -oniacas, aangezien die niet leidt tot assibilatie, en dat op grond daarvan een verfijndere chronologische stratificatie van deze namen mogelijk is. Louter klankwettig kan ook een chronologisch onderscheid worden gemaakt tussen zuivere acum-namen, die pre- of vroeg-Romeins zijn en belangrijke centra aanduiden, en namen met varianten van het suffix, die alle jonger zijn en de grote massa van de Romaanse namen op -ies, -egnies enz. uitmaken.
Florian Mariage, Potjesvleesch à la tournaisienne. L’influence flamande sur les institutions locales du Tournaisis (XIIIe -XVIIe siècles)
Lezingen gehouden in de Vlaamse afdeling
Karel Leenders, Boekweit, wat een plantnaam ons leert
In de late middeleeuwen was men er in de Nederlanden van overtuigd dat boekweit een “nieuw” gewas was en er gingen verschillende verhalen rond over de introductie ervan. Uit de analyse van de namen die dit gewas in verschillende streken van Europa kreeg, wordt duidelijk dat men ook buiten de Lage Landen meende dat de boekweit van elders kwam, vooral van de “boze buren”, liefst van volkeren die als “heidens” werden beschouwd. Daarbij zagen de islamitische Tataren de Grieken als heidenen: dat is een relatief begrip. Die verwijzing naar heidense buren liep parallel met het gevoelen dat boekweit een gewas van mindere kwaliteit was, dat voedsel voor de armen op leverde. Bij benamingen met daarin het element ‘zwart’ is het zelfs niet zo duidelijk of men echt de kleur van het zaad of die van het heidense volk bedoelde, dan wel met ‘zwart’ gewoon de mindere kwaliteit wilde aanduiden.
De naam ‘boekweit’ valt geheel buiten dit patroon. Hierin zijn de elementen ‘beuk’, verwijzend naar het zaad dat de vorm van een klein beukennootje heeft, en ‘weit’ dat voor tarwe staat gecombineerd. De namen van het type ‘boekweit’ komen alleen voor langs de boorden van de Oostzee en de Noordzee en doen transport via de middeleeuwse Hanze vermoeden. Alles wijst erop dat de Gewone Boekweit (Fagopyrum esculentum Moench) vanuit China via de Zijderoute naar de Krim en Oekraïne kwam en van daaruit vanaf 1380 in West-Europa doordrong. Rond 1700 volgde een tweede golf: de Tataarse Boekweit (Fagopyrum tataricum Gaertner).
Vic Mennen, Inleiding tot de Limburgse waternamen
Hydrografisch behoren de waterlopen van de provincie Belgisch-Limburg tot drie bekkens: Demerbekken, Maasbekken en Netebekken. Natuurlijke waterlopen zijn zeldzaam; de over-grote meerderheid vormen waterlopen die gegraven werden voor de ontwatering van natte (veen)gronden), voor de bevloeiing van droge gebieden (aanleg van weteringen), de aandrij-ving van watermolens en de economische ontsluiting van bepaalde gebieden (kanalen).
De oudste laag zijn prehistorische eenstammige namen, die afgeleid zijn van adjectivische en verbale stammen: Itter, Jeker, Voer. Hun etymologie is meestal onduidelijk (Jeker, Oeter). Jongere namen zijn gevormd met een bepalend bestanddeel en een grondwoord (beek, gracht, loop, renne, sloot …). Geregeld treedt meernamigheid op: de Oeter, oorspronkelijk *askā, nog terug te vinden in de gemeentenaam As; later Glabbeek, nog als gemeentenaam in Neer- en Opglabbeek, heet in het oosten van de provincie thans Bosbeek, Oude Beek en Molenbeek.
De meeste hydroniemen zijn jong en werden pas in de 19de eeuw vastgelegd. De belangrijkste benoemingsmotieven zijn: een nederzetting (Gerdingenbeek, Kiefhoekloop), een terreinwoord (Batvensloot, Duppelerheidebeek, Raambeek, Tusvliet), een gebouw of inrichting (Krutsenbeek, Kogbeek), een dier (Paardsdemer), een persoon (Prinsenloop, Rakelsbeek) en een eigenschap (Hongerbeek, Leugenbeek).
Jan Segers, Namen van voetbalstadions: tussen traditie en voortschrijdende commercialisering.
Na een korte inleiding over de materiaalverzameling maakt de spreker een onderscheid tussen benamingen voor het stadion zelf en benamingen die naar de omgeving verwijzen waarin het is ingepast. Verder behandelt hij zowel de officiële als de volkse, omgangstalige namen. Ten slotte wijst hij op vormelijke verschillen, zoals die tussen simplicia, samenstellingen en woordgroepen.
In het vervolg van de lezing worden deze drie vormen besproken: de grondwoorden van de samenstellingen, de elementen van de woordgroepen en de simplicia. De herkomst en de motiveringsachtergrond van de woorden stadion, arena, borg, veste/vesting, dome, kuip, kuil, park, beek, laan, dijk wordt geïllustreerd met een reeks voorbeelden.
In een tweede deel worden de bepalingen bij de grond- en kernwoorden onder de loep genomen. Bij de samenstellingen is er een onderscheid tussen: persoonsnaam + grondwoord, sponsornaam + grondwoord, toponiem + grondwoord, naam van de club + grondwoord, sportgebeurtenissen + grondwoord. Bij de meeste van deze soorten kunnen verkortingen voorkomen. Bij de woordgroepen is er een onderscheid tussen: kernwoorden + vooropgeplaatste bepalingen en kernwoorden + nabepalingen. De vooropgeplaatste bepalingen zijn meestal adjectieven; bij de benamingen met nabepalingen vinden we doorgaans het patroon kernwoord + voorzetsel + lidwoord + substantief. Ook hier kunnen verkortingen voorkomen. In dit geval wordt het kernwoord weggelaten of het voorzetsel, c.q. het lidwoord, hetgeen resulteert in juxtapositie van kernwoord en substantief.
In een derde deel gaat de spreker in op een aantal aspecten die sedert het ontstaan van de voetbalstadions zijn opgedoken. Van in het begin werden in de ruimte van het voetbalgebeuren ook andere sporten beoefend: wielersport, atletiek, gymnastiek, American football, rugby etc. Daarnaast wordt steeds duidelijker dat de eigenaars van de sportinfrastructuur zoeken naar diversificatie, polyvalent gebruik, betere vermarkting en continue bezetting van de geboden ruimte. Verder wordt gewezen op de mogelijke invloed van de eigenaar (club, gemeente, bouwheer), de supporters en de sponsoren) bij de naamgeving van het stadion. Ten slotte worden ook enkele spellingseigenaardigheden behandeld.
Namen deel aan de discussie: M. Devos, J. Goossens, L. De Grauwe, V. Mennen, J. Van Loon.
Lezingen gehouden in de Waalse afdeling
In de Waalse afdeling werden drie lezingen gehouden:
Pascale Renders, L’informatisation du FEW : état d’avancement et perspectives
Jean Loicq, L’occupation franque dans le bassin de la Meuse moyenne. Toponymie et archéologie
Thierry Dutilleul et Xavier Querriau (bpost), Commission royale de Toponymie et de Dialectologie et bpost : un même jeu d’adresses
Een eigen website
De leden zijn het eens over de noodzaak hun eigen website voortdurend te actualiseren (www.toponymie-dialectologie.be). Het resultaat moet de wetenschappelijke resp. adviserende werkzaamheden van de Commissie en de individuele wetenschappelijke activiteiten, publicaties en internationale contacten van haar leden reflecteren. De leden zijn verzocht regelmatig hun actualiseringsvoorstellen bij de webmaster in te dienen. Van de website wordt ook gebruik gemaakt om de klassieke publicaties van de Commissie aan te vullen. Zo verwijzen links in veel gevallen naar (anderstalige) samenvattingen van bijdragen of naar moeilijk publiceerbare toponymische kaarten.
Een redactieraad
De leden van de beide secties van de Commissie voor Toponymie & Dialectologie hebben voor het tijdschrift van de vereniging (Handelingen / Bulletin) een (gemeenschappelijke) redactieraad (Fr.: ‘comité de lecture’) opgericht. Dit externe wetenschappelijke comité bestaat uit de volgende elf buitenlandse leden: Eva Buchi, Jean-Pierre Chambon, Georg Cornelissen, A.C.M. Goeman, Ludger Kremer, Wulf Müller, Bertie Neethling, Hermann Niebaum, Damaris Nübling, Jean-Louis Vaxelaire en Stefan Zimmer. Deze ‘peer reviewers’, experts in de diverse wetenschapsdisciplines die in de publicaties van de commissie beoefend worden, zullen samen met het eigen redactieteam (de leden van de Commissie) het uitmuntende wetenschappelijke gehalte van het tijdschrift bewaken en garant staan voor een hoge internationaal geldende bibliometrische ranking.
Ledenbestand
Het bestuur van de Vlaamse afdeling ging op zijn vergadering van 26 oktober 2015 in op het verzoek van Roxane Vandenberghe om erelid te worden.
Publicaties
– Handelingen/Bulletin
De Handelingen LXXXVII (2015) tellen 227 bladzijden. Ze werden geruild met een aantal tijdschriften en wetenschappelijke instellingen. De door aankoop of ruil verkregen werken zijn in de bibliotheek van het Paleis der Academiën, Hertogsstraat 1 te Brussel gedeponeerd. Twintig exemplaren werden aan de wetenschappelijke centra van de Belgische universiteiten ten behoeve van onderzoekers en studenten ter beschikking gesteld.
Inhoud
Jean-Marie Cauchies, Le Lothier : d’un royaume carolingien éphémère à un toponyme en Brabant wallon (IXe – XXe siècle)
Michel-Amand Jacques & Florian Mariage, Note de philologie architecturale : les maisons helde ou helde de Tournai (XIIe-XVIIIe siècles)
Paul Kempeneers, Huizen met een naam in Tienen
Karel Leenders, Boekweit: wat een plantennaam ons leert
Jean Loicq, Sur des composés toponymiques wallons à infixation d’article
Pascale Renders, Informatisation du Französisches Etymologisches Wörterbuch
Bernard Roobaert, Le nom Stambruges
Luc Van Durme, Bracht ‘groeve’, voornamelijk ‘steengroeve’
Luc Van Durme, De toponymische elementen aard, eerde, ert (art), hard, heerd, herde en hert
Jozef Van Loon, Nieuwe bewijzen voor de prehistorische ouderdom van de taalgrens aan de Midden-Maas: de toponiemen Borgworm/Waremme en Corvia (835-869)
– Les actes du XVIe Colloque de la Société d’onomastique française
De Handelingen van het XVIe colloquium van de Société d’onomastique française zijn in mei 2015 verschenen bij uitgeverij Harmatan (Parijs). Deze wetenschappelijke bijeenkomst vond van 6 tot 8 juni 2013 plaats in de ruimten van het Paleis der Academiën te Brussel en was het resultaat van een samenwerking met de Waalse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie.
Bibliographische gegevens: Mode(s) en onomastique. Onomastique belgoromane. Sous la direction de Michel Tamine et Jean Germain. ISBN : 978-2-343-05955-6. L’Harmattan (Parijs). 388 p.
– Mémoire 26 de la Section wallonne
Nummer 26 van de reeks Mémoires van de Waalse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie & Dialectologie is gedrukt en vanaf februari 2015 leverbaar. Deze studie van Jean Loicq, lid van de Commissie en emeritus gewoon hoogleraar van de Universiteit te Luik, is een verklarend woordenboek van de waternamen van het Waalse Gewest.
Bibliografische gegevens: Jean Loicq, Les noms de rivières de Wallonie y compris les régions germanophones. Dictionnaire analytique et historique. Mémoire 26 de la Commission Royale de Toponymie & de Dialectologie, Section Wallonne. Éditions Peeters, Louvain-Paris. LII -405 p. ISSN 0774-8396. ISBN 978-90-429-3051-3 (zie verder onder: Rapport annuel).
Advisering
Inzake plaatsnaamgeving werden de leden van de Vlaamse afdeling van de Commissie in 2015 door talrijke gemeenten, culturele verenigingen en privépersonen uit Vlaanderen en Brussel geraadpleegd. Vaak handelden de vragen ook over dialectkunde en persoonsnamen.
Het Nationaal Geografisch Instituut, Abdij ter Kameren 13, 1000 Brussel, deed een beroep op de Commissie voor advies inzake schrijfwijze en vorm van toponiemen uit diverse Vlaamse gemeenten.
Een aantal leden verstrekte advies inzake straatnaamgeving: Frans Debrabandere in Brugge en Kortrijk, Paul Kempeneers in Tienen, Vic Mennen in Lommel en Jan Segers in Maaseik (voor de deelgemeente Neeeroeteren). Bram Vannieuwenhuyze verleende in 2015 tweemaal een plaatsnaamadvies aan de gemeente Watermaal-Bosvoorde.
Internationale contacten en samenwerkingsverbanden
Vier leden van Vlaamse afdeling van de Koninklijke Commissie voor Toponymie en Dialectologie (José Cajot, Jan Goossens, Vic Mennen en Jan Segers) verleenden hun organisatorische en inhoudelijke medewerking aan het 41e congres van de Vereniging voor Limburgse [= Belgisch- & Nederlands-Limburg] Dialect- en Naamkunde (onder de titel “Dialecten, namen en geschiedenis in de Oeter- en Ittervallei”. Het vond plaats in het Sint-Aldegondiskerkje te B- 3665 As op 28 november 2015. Vic Mennen hield er de lezing: “Waternamen in het Maasbekken, in het bijzonder tussen Oeter en Itter” en Jan Segers: handelde over “Gehuchtnamen in de Oetervallei tussen As en Aldeneik”.
José Cajot woonde diverse (bestuurs)vergaderingen en taalkundige symposia in Vlaanderen en Nederland bij. Hij woonde o.a. in het Vlaams-Nederlands Huis deBuren (Brussel) op 29 mei 2015 het Colloquium “HET (ON)VERENIGD KONINKRIJK. Een politiek experiment in de Lage Landen” bij. Hij nam met vertegenwoordigers van diverse Nederlands-Limburgse verenigingen en instanties op 27 augustus en 24 september 2015 in Maastricht actief deel aan de bespreking en redactie van de discussienota Taal als immaterieel Erfgoed t.a.v. de Gedeputeerde Staten. Op 24 oktober 2015 bezocht hij in Aken het symposion “200 Jahre Sprachgrenze (1815-2015). Die Westgrenze des Rheinlandes als Sprachgrenze” van het Landschaftsverband Rheinland en de Niederrhein-Akademie. Hij meldde zich ook aan voor het KANTL-colloquium over de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs (10 december) en vertegenwoordigde de KCTD op bijeenkomsten van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap (Maastricht).
Jan Goossens nam op 24 oktober 2015 in Aken deel aan het symposion “200 Jahre Sprachgrenze (1815-2015). Die Westgrenze des Rheinlandes als Sprachgrenze” van het Landschaftsverband Rheinland en de Niederrhein-Akademie.
N.a.v. Openmonumentendag (13 september 2015) en de verschijning van zijn publicatie “Meldert: plaatsnamen en hun geschiedenis” hield Paul Kempeneers op verzoek van het gemeentebestuur van Hoegaarden een powerpointpresentatie onder de dezelfde titel.
Karel Leenders presenteerde tijdens de studiemiddag “Landschap en Boerderijen, een blik op het rijke verleden van de Meierij” (12 november 2015 te Schijndel) zijn boek “De dynamische hoeve. Veranderingen in boerderijgebouwen en hun omgeving in de Meierij van ‘s-Hertogenbosch, 1662 – 2015.”, waarbij hij een korte toelichting gaf. In dit boek wordt naast boerderijen en omringende beplanting ook aandacht besteed aan het woordgebruik met betrekking tot constructiedelen van boerderijgebouwen, de gebouwen op het erf, de beplanting en de omgang daarmee. Hij presenteerde dit onderwerp ook op 26 oktober bij de dienst Onroerend Erfgoed Vlaanderen te Brussel en op 27 november bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort.
Op het congres 50 jaar Familiekunde Vlaanderen te (Antwerpen, 15 maart 2015) hield Ann Marynissen de plenaire lezing: “Waar komen onze familienamen voor? De website familienaam.be.” Aan de Universiteit Antwerpen gaf ze op uitnodiging van R. Vandekerckhove het gastcollege “Boekdrukkunst en standaardisering: het Nederlandse narrenschip” (5 mei) voor BA-studenten Nederlandse taal- en letterkunde. Aan de Universität zu Köln (Cologne Centre of Language Studies) hield ze de voordracht: “Der Einfluss des Buchdrucks auf die Standardisierung des Niederländischen).
Jacques Van Keymeulen gaf een lezing in Kyrenia/Girne (Cyprus) op 17 september 2015 op het 8th Conference of the International Society for Dialectology and Geolinguistics (14-18 September) over “Implicational scales in the Flemish ‘everyday language”. Verder gaf hij 12 lezingen over dialectologie voor allerlei culturele kringen in Vlaanderen. Hij was ook medeorganisator van het “Expert colloquium” over “Language and history from below” (24-25 april 2015, VUB / Paleis der Academiën Brussel).
Jozef Van Loon hield in 2015 twee lezingen: voor de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letterkunde te Gent over “Namen die geschiedenis schrijven I” (28 februari 2015) en voor de Vereniging voor Oudgermanistiek te Antwerpen over “Etymologieën als ongekende bron voor onze vaderlandse geschiedenis (13 juni).
Bram Vannieuwenhuyze gaf de lezing “Who’s who in late medieval Brussels” op de workshop Biographical Data in a Digital World, georganiseerd te Amsterdam op 9 april 2015. Hij zette tevens enkele malen zijn visie op het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van de stad Brussel uiteen, met name tijdens de lezing “Het ontstaan van Brussel in tien vragen en honderd antwoorden” in het COOVI-CVO te Anderlecht op 1 april 2015 en tijdens de lezing “Het ontstaan van Brussel”, georganiseerd door Broodje Brussel en de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, in het Brussels Parlement op 9 juni 2015. In het najaar gaf Bram Vannieuwenhuyze de lezing “Patterns of Urban Commercial Topography : Selling Food in Medieval Brussels” op het VII CONGRESSO AISU. Food and the City, dat plaatsvond in Padua van 3 tot 5 september 2015.
Met de meeste hoogachting,
Brussel, eind december 2015
Prof. dr. José Cajot, algemeen secretaris
dr. Étienne Renard, algemeen voorzitter